Waarnemingen

PAD, Clathrus archeri, Inktviszwam, Holthe, tuin, houtsnippers, 2008-08-24-2 - kopie (2)
Inktviszwam (Clathrus archeri) op houtsnippers in Schepping bij Beilen (foto Eef Arnolds)

In deze rubriek wordt aandacht besteed aan bijzondere waarnemingen van paddenstoelen in Drenthe. De waarnemingen worden behandeld in chronologische volgorde, te beginnen met de nieuwste meldingen.
Meldingen met datum, vindplaats en details over de standplaats (bijvoorbeeld ‘op rotte stam van spar’) kunnen samen met een goede foto worden doorgegeven aan het mailadres van de PWD: eefarnolds@gmail.com. Dit betekent niet automatisch dat je melding  op de site komt. Daarover beslist de webbeheerder.
Als je in deze rubriek naar een bepaalde paddenstoel wilt zoeken, kun je een (deel van de) naam invoeren in het vakje zoeken in het kopmenu.

13 maart 2023. Muurtrechtertjes bij de winterplantenjacht in Zuidwolde
Joop Verburg

1. 2023-03-23, Muurtrechtertje

Muurtrechtertje (Omphalina rickenii) in volkstuin bij Zuidwolde (foto Joop Verburg).

Op 28 december 2022 kwam een groepje mensen bij elkaar bij de Vlindertuin/volkstuin aan de westkant van Zuidwolde. We deden mee aan de jaarlijks door FLORON georganiseerde ‘Winterplantenjacht’. Je speurt dan met elkaar een uur om te zien hoeveel soorten wilde planten ‘in bloei’ staan. Die bloei stelt vaak weinig voor, behalve van diehards zoals Klein kruiskruid en Paarse dovenetel. Je zoekt bewust naar mini-bloempjes zoals van de eerste Vroegeling en van Akkerereprijs.
Ik liep met mijn neus zowat op de grond en zag ineens op een heel licht bemost en nog onbewerkt paadje in een volkstuin een paar bruine hoedjes. Ze waren niet veel meer dan 1 cm breed en ongeveer even hoog, met aflopende plaatjes aan de onderzijde. Het ging duidelijk om een trechtertje (Omphalina) Ik heb een stukje lamel bekeken onder de microscoop en kwam in de richting van het Muurtrechtertje (Omphalina rickenii), vooral vanwege de gelijkenis in de hyfen met wat ik op internet zag. Ik heb een paar verse exemplaren naar Eef gebracht die bevestigde dat het om Muurtrechtertje gaat op grond van de bijna ronde sporen van 5-7 x 4-6 µm en het ontbreken van gespen aan de hyfen.
In maart 2023 vond ik opnieuw trechtertjes in enkele andere volkstuinen in hetzelfde complex, nog kleiner dan eerder met een hoeddiameter van 2 tot hooguit 5 mm. Bij navraag zei de volkstuinder dat hij nog nooit kalk had gestrooid, dus bedacht ik dat het wellicht een ander trechtertje zou kunnen zijn. Ik moest toch naar Hoogeveen en dan is Bernhard de Vries dichtbij. Die gaf als resultaat: ‘Het Muurtrechtertje. Geen gespen, incrustrerend pigment, traanvormige eind aan sporen. Ik zal hem bewaren’. Daarmee is de naam dubbel zeker geworden.
Het Muurtrechtertje is een karakteristieke soort van open vegetaties op droge, kalkhoudende grond. In de laatste 50 jaar is het Muurtrechtertje in Drenthe alleen gevonden op het Sedumdak van het bezoekerscentrum van Natuurmonumenten aan de Benderse in Ruinen. De soort gold in Nederland lange tijd als uiterst zeldzaam en staat op de Rode Lijst als ernstig bedreigd. Sinds 2000 is hij echter sterk toegenomen en in 48 atlasblokken genoteerd, vooral in kalkrijke streken als de kustduinen, Zuid-Limburg en het rivierengebied (digitale verspreidingsatlas NDFF). Het lijkt mij de moeite te lonen om er in de wintermaanden naar uit te kijken op soortgelijke plekken als onze volkstuin.

DSC05931 muurtrechtertjeMuurtrechtertje (Omphalina rickenii) bij Zuidwolde, tekening Joop Verburg.


3 maart 2022. Rode kelkenvreugde
Eef Arnolds

1. 2023-03-03, Krulhaarkelkzwam-1

Krulhaarkelkzwam (Sarcoscypha austriaca) in het Knoesterbos bij Stadskanaal
(foto Hendrica Vooijs).

Op 2 maart kreeg ik per mail een vraag van ons trouwe werkgroepslid Hendrica Vooijs: ‘Zou je misschien een gebied kunnen noemen voor die rode kelkzwammen? Ik zou daar heel blij van worden. Ik heb namelijk geen idee waar ik zou moeten kijken.’
Ik zat toevallig achter mijn computer en kon haar per omgaande antwoorden: ‘Vooral oost-Drenthe (veenkoloniën) biedt mogelijkheden. Ik heb op Waarneming.nl gekeken. De beste melding:  Op 27 februari zijn 100 rode kelkzwammen gezien in het Knoesterbos ten zuiden van Stadskanaal.  De coördinaten van de foto zijn: 258,898-556,979. Succes! 
Al de volgende dag kwam een reactie van Hendrica met als onderwerp: ‘Blij blij blij met rode kelkzwam’. Verder schreef ze: ‘Nou ik ben maar meteen vanmiddag gaan kijken. En …………… gevonden! Jeetje, ik kon me niet meer losmaken van die plek😊. Inderdaad wel honderd. En veel grote ertussen, van wel zo’n 5 cm breed en 3 cm diep. Prachtig.’

Wie de foto’s van Hendrica ziet, kan zich vast iets voorstellen bij deze zwammeneuforie!
De kelkzwam van het Knoesterbos werd op Waarneming.nl opgegeven als de Krulhaarkelkzwam (Sarcoscypha austriaca) die alleen microscopisch te onderscheiden is van de Rode kelkzwam (S. coccinea). Het is mij niet bekend of de vondst inderdaad microscopisch is gecheckt. De Krulhaarkelkzwam is de meest voorkomende soort.
Als je deze kelken nog wilt bewonderen, moet er snel bij zijn. Eind maart is het wel gebeurd.

1. 2023-03-03, Krulhaarkelkzwam-2

Krulhaarkelkzwam (Sarcoscypha austriaca) in het Knoesterbos bij Stadskanaal
(foto Hendrica Vooijs).


18 februari 2023. Floraprijs van Drenthe voor Eef Arnolds
Op de jaarlijkse bijeenkomst van de Werkgroep Florakartering Drenthe (WFD) in Zuidlaren werd Eef in het zonnetje gezet. Aan hem werd de Drentse Floraprijs uitgereikt, niet alleen vanwege zijn verdiensten voor het floristische onderzoek van Drenthe, maar ook voor zijn bijdragen aan de kennis van paddenstoelen en de natuurbescherming in de provincie. De prijs, bestaat uit een houten sculptuur van de Zweedse kornoelje (het logo van de WFD) gemaakt door Johanna Nijlunsing (Peize) en een oorkonde. Zij werden aan hem overhandigd met een toespraak door Eddy Weeda.
Voor meer informatie zie www.wfdrenthe.nl.1. 2023-02-18, Eef Arnolds ontvangt de Drentse Floraprijs 2023, foto Bert Blok - kopie

Eef Arnolds (rechts) krijgt de Drentse Floraprijs 2023 uitgereikt door Eddy Weeda, schrijver van onder meer de ecologische flora van Nederland (foto Bert Blok).


15 februari 2023. Laatbloeiers
Eef Arnolds

1. 2023-02-15, grote sponszwam, foto H. Vooijs - kopie

Grote Sponszwam (Sparassis crispa) op stronk van naaldboom in het Sleenerzand op 4 februari (foto Hendrica Vooijs).

Doorgaans is februari een maand waarin op mycologisch gebied erg weinig te beleven valt. Van diverse kanten ontving ik evenwel berichten over verse paddenstoelen die normaal in de herfst te vinden zijn. Zo fotografeerde Hendrica Vooijs op 4 februari in het Sleenerzand een gave, verse Grote sponszwam (Sparassis crispa) en op 14 februari prachtexemplaren van de Witwollige dennenzwam (Skeletocutis amorpha) met feloranje poriën in het Dwingelderveld. Op 7 februari vond ze in landgoed De Klencke bij Overhesselen maar liefst 22 Paarse schijnridderzwammen (Lepista nuda) in blakende vorm. Zelf zag ik in Schepping rond 10 februari jonge exemplaren van de Slanke anijstrechterzwam (Clitocybe fragrans) en een flinke groep van het zeldzame Pelargoniumbreeksteeltje (Pholiotina dentatomarginata). Volgens onze Paddenstoelenatlas van Drenthe was alleen de Slanke anijstrechterzwam één maal in februari gezien, de andere nog nooit.

1. 2023-02-15, witwollige dennenzwam, foto Hendrica

Witwollige dennenzwam (Skeletocutis amorpha) op stam van naaldboom in het Dwingelderveld op 14 februari (foto Hendrica Vooijs).

1. 2023-02-15, Lepista nuda, De Klenke, foto Hendrica - kopie

Paarse schijnridderzwam (Lepista nuda) in landgoed De Klencke op  7 februari (foto Hendrica Vooijs).


10 februari 2022. Roze kaaszwam in Boswachterij Grolloo
Hendrica Vooijs

1. 2023-02-10, Rhodonia

Roze kaaszwam (Rhodonia placenta) in Boswachterij Grolloo op 10 februari
(foto Hendrica Vooijs).

Bovenstaande paddenstoel was in februari nog te zien op een boomstronk in een beukenperceel in Boswachterij Grolloo. Aan de korstvormige, zachte vruchtlichamen met vage, lichtroze poriën is hij met enige moeite nog te herkennen als de Roze kaaszwam (Rhodonia placenta). Het mooie is er echter wel af. Op 9 november 2022 stonden op diezelfde stronk veel fraaiere exemplaren, onmiskenbaar door de intens roze kleur. Hieronder staat een foto van die vondst.
Aanvankelijk twijfelde ik aan de determinatie omdat de Roze kaaszwam gewoonlijk op naaldhout groeit. Volgens Eef betreft de stronk echter hoogstwaarschijnlijk een afgezaagde spar die bij een dunning uit het beukenbos verwijderd is. Dan klopt het weer.
De Roze kaaszwam was tot voor kort in ons land uiterst zeldzaam. Vóór 2010 waren slechts twee Nederlandse waarnemingen bekend. De Drentse atlas (Arnolds et al., 2015) noemt één vondst uit 2010 bij Havelte. Nu is deze soort al van 90 atlasblokken bekend, waarvan 13 in Drenthe (digitale NDFF verspreidingsatlas).

1. 2023-02-10, Rhodonia placenta, 2022-11, BW Grolloo, foto Hendrica - kopie

Roze kaaszwam (Rhodonia placenta) in Boswachterij Grolloo op 9 november 2022
(foto Hendrica Vooijs).


16 januari 2023. Een reuzenkorst op hazelaar
Eef Arnolds

1. 2023-01-15, PAD, Vuilleminia coryli, Hazelaarschorsbreker, 2022-01-28, op hazelaar in Schepping, bosrand Vaderland-1 - kopie

Hazelaarschorsbreker (Vuilleminia coryli) in Schepping, Holthe (foto Eef Arnolds).

De hazelaars die ik jaren geleden op mijn land heb aangeplant, krijgen langzamerhand indrukwekkende afmetingen met bundels stammen tot 12 meter hoog en 20 cm dik. Een van die oude stammen had uit de verte een opvallend bleke kleur en leek over een grote lengte ontschorst. Nadere inspectie wees uit dat dit inderdaad het geval was, maar het kale hout was geheel overdekt met een dunne, wasachtige, vlakke korstzwam met een vaalroze tot bleek grijsviolette tint. Hij deed me wat groeiwijze betreft sterk denken aan de Gewone schorsbreker (Vuilleminia comedens) die op dode eikentakken zeer algemeen is, zowel op takken die nog aan de boom vastzitten als op afgevallen takken.
In recente literatuur is al gauw te vinden dat een verwante soort speciaal op hazelaar groeit: de Hazelaarschorsbreker (Vuilleminia coryli). Behalve in de gastheerkeuze verschilt die soort van de Gewone schorsbreker in de roze tint van het vruchtlichaam en onder de microscoop in de aanwezigheid van dikwandige cystiden. Hoewel de vruchtlichamen niet erg opvallen, is de Hazelaarschorsbreker in mijn tuin een van de grootste paddenstoelen die ik ooit heb gezien, met een oppervlakte van 450 bij 15 cm. De stam waarop hij zit leeft nog voor het grootste deel. Dat zou kunnen betekenen dat de soort soms als (zwakte)parasiet optreedt.
De Hazelaarschorsbreker is pas in 1989 als aparte soort beschreven en vanaf 1995 in Nederland bekend. Hij is nu in 30 atlasblokken waargenomen (digitale NDFF verspreidingsatlas), met zwaartepunten in Zuid-Limburg, Twente en de Achterhoek. Uit Drenthe was de soort nog niet vermeld, maar het lijkt me sterk dat deze korstzwam alleen in Holthe voorkomt.
Kijk er eens naar uit. De vruchtlichamen zijn het hele jaar te vinden.

1. 2023-01-15, PAD, Vuilleminia coryli, Hazelaarschorsbreker, 2022-01-28, op hazelaar in Schepping, bosrand Vaderland-5 - kopie

Hazelaarschorsbreker (Vuilleminia coryli) in Schepping, Holthe (foto Eef Arnolds).


5 december 2022. Sinterklaassurprise: een champignonparasol bij de voordeur
Eef Arnolds
Op 5 december was ik bezig met het verwijderen van gevallen blad op een betegeld terrasje voor het huis. Tijdens het bijeenharken van de bladeren viel mijn oog op de los liggende hoed van een paddenstoel die kennelijk onder het strooisel verstopt zat. De hoed was ruim drie centimeter breed, wat lichter van kleur dan de verdorde eikenbladeren, en voorzien van fijne, wat donkerder, vezelige schubjes. Een opmerkelijk geval. Na enig speurwerk vond ik tegen de huismuur ook de steel van de paddenstoel, naar onderen knotsvormig verdikt en bovenaan met een elegant ringetje. Toen ik weer naar de afgerukte hoed keek, was die al bijna helemaal oranjerood verkleurd. Een paar uur later was de rode tint overgegaan in zeer donker violetbruin, bijna zwart. Een spectaculaire metamorfose tot een heel lelijk paddenstoeltje!
Het was me door dit uiterlijk vertoon duidelijk geworden dat het ging om een vertegenwoordiger van het geslacht Champignonparasol (Leucoagaricus). De microscopische kenmerken – kleine amandelvormige sporen en een hoedhuid van zeer lange, opstaande elementen – leidden al gauw naar de Bloedende champignonparasol (Leucoagaricus badhamii), een zeldzame, kalk minnende paddenstoel die als bedreigd op de Rode Lijst staat. In Nederland wordt hij vooral gevonden in Zuid-Limburg, Flevoland en de duinstreek. Zelf had ik deze soort slechts één keer eerder gezien, in 2001 in het Bunderbos ten noorden van Maastricht.
In de Verspreidingsatlas van paddenstoelen staat voor Drenthe één oude melding van de Bloedende champignonparasol uit een zuur eiken-berkenbosje bij Hoogveen, maar dat is in de Atlas van Drentse paddenstoelen gecorrigeerd. Die vondst bleek betrekking te hebben op een verwante soort met veel kleinere vruchtlichamen welke eveneens bij aanraken rood verkleuren: de Glinsterende champignonparasol (L. georginae). Deze paddenstoel komt in Drenthe hier en daar voor in bosjes op stikstofrijke, zure grond. Verder staat er in De Verspreidingsatlas voor de Bloedende champignonparasol een recente stip in het Bargerveen bij Weiteveen. Nadere details over deze waarneming kon ik niet vinden. Het is een zeer onwaarschijnlijke groeiplaats voor deze soort. Wellicht betreft ook deze vondst de Glinsterende champignonparasol. Maar ook een voeg tussen tegels tegen de buitenmuur van mijn woning mag een bijzondere standplaats voor de Bloedende champignonparasol genoemd worden, dus wie weet klopt het toch wel.

Bloedende champ. parasol-1

  Bloedende champ. parasol-2

Bloedende champignonparasol (Leucoagaricus badhamii) in tuin in Holthe
(foto’s Eef Arnolds).


24 november 2022. Het Harsig waterkelkje op dennenschors
Joop Verburg
Op 24 november 2022 bezocht ik het Steenberger Oosterveld, een heidegebied (ten dele natuurontwikkelingsgebied) van Het Drentse Landschap. Ik vond die dag nog een aantal aardige soorten terwijl het toch al verschillende keren wat gevroren had. Dat was aan de Witte heidetrechtertjes (Omphalina mutila) duidelijk te zien, maar de Duinmostrechtertjes (O. galericolor) stonden er nog fris bij. Een mosbekertje tussen Haarmos werd door Bernhard de Vries bepaald als Groot oranje mosschijfje (Octospora humosa) Een overvloed aan Heideknotszwammen (Clavaria argillacea|) was in dit zandige gebied te verwachten.
Het gebied wordt begraasd met runderen, zodat een soort als het Mestborstelbekertje (Cheilymenia stercorea) op de koemest ook te verwachten was. Het Blauwvoetkaalkopje (Psilocybe fimetaria) is eveneens kenmerkend voor mest in begraasde natuurterreinen (zie foto).

Blauwvoetkaalkopje
Blauwvoetkaalkopje (Psilocybe fimetaria) op rundermest (foto Joop Verburg).

De meest bijzondere vondst deed ik op de binnenkant van een stuk schors aan een dennenstronk van een meter hoog. Ik moest echt heel goed en met een loep kijken om de blauwwittige bekertjes met wat franje aan de rand te ontdekken en nog meer moeite doen om die te fotograferen. Ze waren hooguit een millimeter breed. Een stukje van de schors met de paddenstoeltjes is naar Bernhard de Vries gegaan en van hem kreeg ik uitsluitsel. Die bekertjes betreffen het Harsig waterkelkje (Hyaloscypha aureliella). De soort is van andere waterkelkjes te onderscheiden door de sporenmaten (6,5-10 x 2-3,2 µm) en de spitse randharen met kloddertjes van een geelbruine, harsachtige substantie. Het Harsig waterkelkje staat niet in de paddenstoelenatlas van Drenthe en op waarneming.nl staat geen enkel melding uit de drie noordelijke provincies. Volgens de NDFF Verspreidingsatlas van paddenstoelen is de soort echter tegenwoordig landelijk matig algemeen en ook al van enkele plekken in Drenthe bekend.
Bernhard vond nog een andere soort op het stukje schors; het Dennenschorsvlekje (Ascocorticium anomalum), op de foto zichtbaar als vage blauwige vlekken tussen de waterkelkjes.
Zo maar even op pad en toch weer leuke ontdekkingen. Met dank aan Bernhard.
Literatuur:
Huhtinen, S. 1989. A monograph of Hyaloscypha and allied genera. Karstenia 29: 45-252.

harsig waterkelkje (Hyaloscypha aureliella (bekertjes) en dennenschorsvlekje Ascocortitium anomalum (grijze vlekken) BdV microsc.
Harsig waterkelkje (Hyaloscypha aureliella) op dennenschors in het Steenberger Oosterveld
(foto Joop Verburg).



8 november 2022. Grauwe ringboleet in Boswachterij Ruinen
Jeroen Onrust

Grauwe ringboleet-2
Grauwe ringboleet (Suillus viscidus) onder lariks, Boswachterij Ruinen (foto Jeroen Onrust).

 Gisteren was ik voor mijn onderzoek aan regenwormen  bij een boer in Echten die tegen boswachterij Ruinen aan zit en einde van de middag ben ik nog even het bos in gelopen. Zo vond ik daar vorig jaar in een bosvak met weymouthden tientallen vruchtlichamen van de Roodschubbige ringboleet (Suillus pictus volgens de Standaardlijst van 2013, tegenwoordig S. spraguei). Die stonden er nu niet, maar toen ik terugliep naar de auto kwam ik andere ringboleten tegen langs het schelpenpad dat grotendeels door lariksbos gaat. Langs het hele pad kwam ik meerdere vruchtlichamen tegen van de Grauwe ringboleet (Suillus viscidus), ook een heel bijzondere soort.
Ik vond één groepje een beetje afwijkend met een meer geschubde hoed en een duidelijker ring. De andere exemplaren waren allemaal veel bleker en slijmiger zonder schubjes en van een ring was niet veel meer te zien dan een zwarte smurrie. Nu denk ik dat het te maken heeft met de leeftijd en/of het weer en dat de schubbige exemplaren wellicht wat minder door de regen zijn aangetast. Dit werd bevestigd door Eef Arnolds en Rob Chrispijn. Ik heb foto’s van de normale vorm en het groepje met een schubbige hoed toegevoegd.

Grauwe ringboleet-1
Grauwe ringboleet (Suillus viscidus) met geschubde hoeden onder lariks, Boswachterij Ruinen (foto Jeroen Onrust).


7 november 2022. Een ster valt in goede aarde in een bloempot
Eef Arnolds & Leo Jalink
Op 7 november ontving ik een opmerkelijk mailtje van Roely de Boer en partner uit Gorredijk met bijgaande foto:
Weet U wat voor soort dit is? Hij groeit in potaarde van een huiskamerplant, een circa vier jaar oude goudpalm. Wij denken een aardsterachtige, maar welke? De vindplaats lijkt ons wel heel bijzonder. Kan het kwaad voor onze gezondheid, wanneer hij zijn sporen in de huiskamer “spuugt”? We zouden het fijn vinden dat u ons met onze vragen wilt helpen.

De paddenstoel op de foto is inderdaad typisch een aardster, zij het met een wat misvormde mondopening, maar ik kon hem niet als een van de inlandse soorten herkennen. Wel kon ik vertellen dat de sporen binnenshuis geen kwaad kunnen, tenzij iemand een heftige schimmelallergie heeft. Daarom stuurde ik het bericht door naar aardsterrenspecialist Leo Jalink. Hij gaf de volgende reactie:
Zeer waarschijnlijk gaat het hier om een van oorsprong Amerikaanse aardster, Geastrum welwitschii. Die soort is de laatste jaren vaker in bloempotten in West-Europa aangetroffen en hij kan dan vele jaren stand houden. Op zich een mooie verrijking en, zoals Eef al schrijft, ongevaarlijk voor de mens. Bijgaand een artikel over de ontdekking van de soort in België, enkele jaren geleden. Hij staat ook in enkele bloempotten in de botanische tuin in Leiden.

Ook in Drenthe kunnen we deze spectaculaire paddenstoel vroeger of later in de huiskamer verwachten!
Literatuur:
Jalink, L., Hendrickx, R. & Ryckeboer, N. 2021. Geastrum welwitschii, een Amerikaanse aardster, nieuw voor België. Coolia 62(2): 81-85.

20221107_135358
Geastrum welwitschii in bloempot in een huiskamer in Gorredijk (foto Roely de Boer).


2 november 2022. Zijn veel Sombere honingzwammen een reden voor somberheid?
Eef Arnolds

Sombere honingzwam-1
Sombere honingzwam (Armillaria ostoyae) rond afgestorven Fijnspar in Boswachterij Veenhuizen (foto Eef Arnolds).

Op 2 november kreeg ik via de mail een vraag van Marije Verbeeck uit Brummen over de grote aantallen honingzwammen op de Veluwe. Zij was niet de enige die dat was opgevallen. Ik had eerder al soortgelijke vragen gekregen, ook met betrekking tot opvallend veel zwavelzwammen. Vanwege de algemene belangstelling voor dit onderwerp geef ik de vraag en mijn reactie daarop hieronder weer.
De mail van Marije Verbeeck|:
In mijn speurtocht naar antwoord op de vraag waarom zijn er zo ontzettend veel sombere honingzwammen ineens, werd ik naar u doorverwezen door de Natuur en Milieufederatie in Drenthe. Ik woon in Brummen, Gelderland en in de bossen lijkt het ineens te wemelen van deze soort. Ik kan het niet aantonen, heb geen vergelijkingsmateriaal, laat staan harde cijfers en ben ook maar een eenvoudige nitwit. Maar ik ben wel bang dat het een aanwijzing is dat het bos (veel oude beuken en eiken) ernstig verzwakt is en dat de alarmbellen moeten gaan rinkelen. Of dat we ons moeten voorbereiden op leven zonder al die oude eerbiedwaardige vrienden.
Kunt u hier iets over zeggen, zijn de honingzwammen in Drenthe net zo tevreden als hier?

Mijn reactie daarop:
Inderdaad vallen de vele en grote toefen  (sombere) honingzwammen deze herfst overal op, ook in Drenthe. Al zijn ze nu weer duidelijk op hun retour. Je bent niet de eerste die een vraag stelt over dit verschijnsel. Het antwoord is ook voor mij niet eenvoudig te geven. Er zitten minstens drie kanten aan de zaak.
Op de eerste plaats zijn sterke jaarlijkse fluctuaties van aantallen vruchtlichamen bij paddenstoelen een normaal verschijnsel. Iedere soort reageert op haar eigen manier op de heersende milieuomstandigheden, vooral de hoeveelheid neerslag. Niet alleen honingzwammen zijn dit jaar veel talrijker dan in de paar voorafgaande jaren, maar ook ‘nuttige’ mycorrhizapaddenstoelen als de Vliegenzwam en Eekhoorntjesbrood. Daarentegen zijn er weer opvallend weinig Hanenkammen (cantharellen) en Gele aardappelbovisten, eveneens mycorrhizavormers. Naar de exacte oorzaak van deze verschillen is het gissen. Ik herinner me eerdere jaren waarin er ook ontzettend veel honingzwammen waren. Dus of er werkelijk sprake is van toename is moeilijk aan te tonen.
Een tweede punt lijkt wel in de richting van een toename van verzwakte bomen te wijzen, namelijk dat er dit jaar ook opvallend veel vruchtlichamen van andere boomparasieten worden gezien, zoals de Zwavelzwam op oude eiken, Porseleinzwam op beuken en de Dennenvoetzwam op naaldbomen. Deze soorten tasten, evenals de Sombere honingzwam vooral verzwakte, gewonde en oude bomen aan. Door drie zeer droge zomers in korte tijd is de vitaliteit van bomen op veel grondsoorten ontegenzeggelijk verminderd en daardoor zijn ze vatbaarder geworden voor parasitaire paddenstoelen en andere parasieten. Aantasting door een honingzwam of andere parasiet hoeft echter niet de dood van de boom te betekenen. Het is voor de boom een (min of meer ernstige) ziekte die ook weer overwonnen kan worden als de omstandigheden gunstiger worden.
Een derde punt is dat de meeste toefen honingzwammen, evenals de Zwavelzwam en Dennenvoetzwam, naar mijn ervaring niet op of rond levende bomen groeien, maar op en rond stronken van afgezaagde bomen. Als ik naar de zaagvlakken kijk, zijn vrijwel al deze bomen kerngezond geveld voor de houtoogst. Dan leveren ze uiteraard ook het meeste op. Die bomen waren levend dus vrijwel zeker niet aangetast door de zwammen. Boomparasieten kunnen vele jaren in dood hout in leven blijven en vruchtlichamen voortbrengen. Waarschijnlijk worden de stronken in een bos als extra voedsel gekoloniseerd door mycelia die al in de bosbodem aanwezig zijn, bijvoorbeeld vanuit een levende geïnfecteerde boom.  In honingzwammen zijn de mycelia vaak zichtbaar in de vorm van zwarte strengen (‘schoenveters’), die tientallen meters door de bodem kunnen kruipen op zoek naar lekkers. De enorm toegenomen kap in onze bossen heeft m.i. zeker bijgedragen aan een forse uitbreiding van de genoemde soorten en dat kan op zijn beurt een sterk toenemende infectiekans voor de overblijvende bomen betekenen.

Sombere honingzwam-2
Sombere honingzwam (Armillaria ostoyae) op stronk van gevelde Sitkaspar in Boswachterij Gees (foto Eef Arnolds).


25 oktober 2022. Een nieuwe gordijnzwam voor Nederland: Cortinarius bataillei
Eef Arnolds & Jeroen Onrust

Cortinarius bataillei
Cortinarius bataillei in het Modderveen in 2021 (foto Jeroen Onrust).

Tijdens de PWD-excursie van 24 oktober naar het Modderveen bij Lheebroek vonden we in het vochtige, schrale dennenbos aldaar allerlei gordijnzwammen, waaronder de bekende Geelplaatgordijnzwam (Cortinarius croceus). Een groepje viel uit de toon door de wat kleinere vruchtlichamen met een meer bruin getinte hoed en een opvallend slanke steel. Bij uitgraven bleek de steelvoet fel oranje van kleur te zijn. Dat is een uniek kenmerk van een verwante soort, Cortinarius bataillei, die Rob Chrispijn en ik goed kennen van zompige dennenbossen in Scandinavië, Belarus en Zuid-Duitsland. Uit Nederland is hij niet eerder opgegeven. ‘Oranjevoetgordijnzwam’ zou een passende Nederlandse naam zijn.
Het unieke dennenbosje van het Modderveen, met tal van zeldzaamheden, is ontdekt door Jeroen Onrust. Bij inspectie van zijn foto’s bleek dat hij de soort daar ook al in oktober 2021 had gevonden, maar niet als zodanig had herkend. Een foto van deze eerste vondst is hierboven afgedrukt.
Daar bleef het niet bij. De volgende dag, 25 oktober, vond ik (EA) een fraaie groep van Cortinarius bataillei in een oude, mosrijke lariksopstand in Boswachterij Gees. Zo’n opmerkelijke synchroniteit treedt vaker op bij zeer zeldzame paddenstoelen en noviteiten. Funga Nordica, het standaardwerk over paddenstoelen voor Scandinavië, vermeldt dat Cortinarius bataillei niet zeldzaam is in vochtige dennenbossen, waar hij vaak tussen veenmossen groeit, niet alleen in Noorwegen en Zweden, maar ook in Denemarken. Het is dus niet zo vreemd dat de soort nu ook in ons land is opgedoken. Wegens zijn opvallende verschijning is het onwaarschijnlijk dat hij eerder over ’t hoofd is gezien. Vermoedelijk gaat het om recente vestigingen, zoals bij meer mycorrhizapartners van naaldbomen het geval is. Dat is te danken aan het ouder en natuurlijker worden van onze aangeplante naaldbossen, waardoor ze steeds meer op wilde naaldbossen uit Noord- en Midden-Europa gaan lijken.
Met het huidige intensieve kapbeheer en het streven in het bosbeheer naar gemengde opstanden met geen of weinig naaldbomen, ziet het er voor de toekomst van deze rijpende ecosystemen en hun weelderige mycoflora helaas beroerd uit.

c. bataillei-2
Cortinarius bataillei in mosrijke lariksopstand in Boswachterij Gees, 25 oktober 2022
(foto Eef Arnolds).


23 oktober 2022. Varenverrassingen
Eef Arnolds

varenmycena-1
Varenmycena (Mycena pterigena) op dode bladspillen van Wijfjesvaren (Athyrium filix-femina) in Boswachterij Gees (foto Eef Arnolds).

Euforie om een paddenstoeltje met een hoed van een paar millimeter. Hoe is het mogelijk! Toch kreeg ik dat gelukzalige gevoel toen ik op 23 oktober de Varenmycena (Mycena pterigena) ontdekte in Boswachterij Gees. Al meer dan een halve eeuw steek ik in de herfst bij tijd en wijlen mijn nieuwsgierige neus in varenpollen in de hoop deze kleine mycena te ontdekken. Steeds tevergeefs, maar nu stond ik op een plek waar er duizenden groeiden. Vrijwel alle half vergane bladspillen onder de grote pollen van de Wijfjesvaren (Athyrium filix-femina) waren bezet met rijtjes van deze vrolijk stemmende mycena. Want is het geen schatje? Een elegant steeltje draagt een kegelvormig, licht geplooid hoedje van hoogstens 5 millimeter doorsnee, met aan de onderkant een paar lamellen die boogvormig op de steel aflopen. De jonge vruchtlichamen zijn helemaal babyroze tot zalmoranje van kleur, maar die tint vervaagt bij het ouder worden. Bij volgroeide paddenstoeltjes is de hoed bijna wit; alleen de rand is dan nog oranje tot roze gezoomd. Ook de steel en lamelsnede zijn getooid met deze subtiele kleuren.
De wijfjesvarens met de mycena’s groeiden op vochtige, lemige grond  aan de rand van een ondiepe greppel langs een zandweg door een schaduwrijk beukenbos. Bij het geneuzel tussen de varens zag ik op een oude bladsteel nog twee kleinere paddenstoeltjes: kort gesteelde, hangende, witte klokjes van 2 millimeter breed. Onder de loep bleek de buitenzijde bezet te zijn met fijne afstaande haren. Ze deden me sterk denken aan het Brandnetelklokje (Calyptella capula) dat op stengels van Grote brandnetel niet zeldzaam is. Die klokjes zijn wat groter en aanvankelijk geel gekleurd, maar kunnen sterk uitbleken. Thuis gekomen bleken de klokjes op de varen duidelijk kleinere sporen te hebben: 5-6,5 x 2,5-4 µm tegen 7-12 x 3,5-5 µm voor het Brandnetelklokje. Funga Nordica en andere boeken leiden direct naar het Aardappelklokje (Calyptella gibbosa), een weinig bekende soort die overal erg zeldzaam lijkt te zijn. Als substraat worden op de eerste plaats rottende stengels van aardappels genoemd, daarnaast dode bladspillen van varens. Een bizarre combinatie, want aardappels en varens zijn helemaal niet verwant en groeien in sterk verschillende habitats. Dat verdient nader onderzoek.

Aardappelklokje
Aardappelklokje (Calyptella gibbosa ) op dode bladspillen van Wijfjesvaren (Athyrium filix-femina) in Boswachterij Gees (foto Eef Arnolds).

Twee nieuwe paddenstoelen voor Drenthe op één vierkante centimeter. Je kunt het wel slechter treffen. Gestimuleerd door deze onverwachte vondsten dook ik de volgende dagen  ook op andere plaatsen tussen de varens, en met succes. De Varenmycena trof ik in Boswachterij Gees op drie andere plekken aan, steeds onder oude varens langs greppels. Eén vondst was op Mannetjesvaren, maar de veel algemenere Stekelvarens laten het tot nu toe afweten. Op 28 november dook het paddenstoeltje ook op tijdens de PWD excursie naar Boswachterij Veenhuizen. Een foto daarvan is geplaatst in ons lijfblad Cantharellus, aflevering 26.

Varenmycena-2
Varenmycena (Mycena pterigena) op dode bladspillen van Wijfjesvaren (Athyrium filix-femina) in Boswachterij Gees (foto Eef Arnolds).


22 oktober 2022. Parasolzwammenparadijs in Emmen
Jeroen Onrust
Vorige week was ik in Emmen bij mijn vader. Hij woont vlakbij de voormalige vuilnisbelt aan de Schansstraat, een plek waar ik als kind al veel kwam omdat het door de voedselrijke omstandigheden als een soort jungle voelde. Tegenwoordig hebben ze het iets meer gecultiveerd door er een wielrenpark van te maken (het heet nu ‘De muur van Emmen’ …). Enfin, er zijn gelukkig nog wel wandelpaden en daar zijn in het verleden veel schelpen voor gebruikt, wat resulteert in voor Drenthe bijzondere omstandigheden, ook met afwijkende boomsoorten. Het is dus hele humus- en kalkrijke grond.
Wat me opviel, was de grote verscheidenheid aan kleine parasolzwammen. Ik denk toch zeker wel negen verschillende Lepiota-soorten gevonden te hebben. Vaak groeiden meerdere soorten vlak bij elkaar. Onder een wilg vond ik prachtige Purperbruine parasolzwammen (Lepiota fuscovinacea). Er naast stonden Oranjebruine parasolzwammen (L. boudieri) en de Bleke parasolzwammen (L. subalba). Een stukje verder groeiden kleine, bruingroenige parasolzwammen, die ik als de Grijsgroene parasolzwam (L. griseovirens) determineerde. Misschien stond er ook de Groenschubbige parasolzwam (L. grangei) die een donkergroene hoed heeft en nieuw zou zijn voor Drenthe. Daarnaast de Vaalroze parasolzwam (L. subincarnata) en prachtige Spitsschubbige (L. aspera en Fijnschubbige parasolzwam (L. echinacea). Allemaal zeldzaamheden volgens de Paddenstoelenatlas van Drenthe (Arnolds et al., 2015). Op veel plekken groeiden de wijder verbreide Stinkparasolzwam (L. cristata) en de Kastanjeparasolzwam (L. castanea).
Naast de parasolzwammen stond er nog veel ander leuks, waaronder in dit zeer voedselrijke milieu uiteraard champignons, zoals de Toverchampignon (Agaricus geesterani), Panterchampignon (A. brunneolus) en Gordelchampignon (A. subperonatus). Maar ook Verkleurzwammetjes (Melanophyllum haematospermum), Gekraagde aardster (Geastrum triplex) en Gewimperde Aardster (G. fimbriatum). Op houtsnippers stonden veel Oranjerode stropharia’s (Leratiomyces ceres) en Geaderde leemhoeden (Agrocybe rivulosa).
Hoewel het gebied misschien niet uitnodigend is vanwege de reuzenberenklauwbossen en ondoordringbare braambergen, is het wellicht toch de moeite waard om er volgend jaar een PWD-excursie te plannen. Een groot deel is prima begaanbaar.

Lepiota_griseovirens - kopie  Lepiota_fuscovinaceaLepiota_aspera - kopie  Lepiota_subincarnata - kopie
Parasolzwammen op vuilstort in Emmen: Grijsgroene parasolzwam (L. griseovirens), links boven; Purperbruine parasolzwam (Lepiota fuscovinacea), rechts boven; Spitsschubbige parasolzwam (L. aspera), links onder; Vaalroze parasolzwam (L. subincarnata), rechts onder (foto’s Jeroen Onrust).


22 september 2022. Grote harpoenzwam bij Schoonloo
Jeroen Onrust
In de zomer van 2020 groeiden op een enorme houtsnipperbult van lariks in boswachterij Schoonloo honderden exemplaren van de prachtig gekleurde Koningsmantel-vlamhoed (Gymnopilus dilepis). Het is een warmte minnende exoot die graag op broeiende snipperhopen groeit (zie deze rubriek ‘waarnemingen’ van 19 juli 2019). Ook op andere plekken in het bos lagen houtsnipperbulten klaar om opgestookt te worden in de biomassacentrales. Na een paar weken waren ze dus bijna allemaal opgeruimd. In boswachterij Hooghalen bleef echter een kleine bult liggen, blijkbaar niet lonend om op te halen en op te stoken. Gelukkig maar want, hierop groeide ook de Koningsmantelvlamhoed.
De jaren daarop heb ik deze bult meerdere keren bezocht in de hoop deze vlamhoed weer aan te treffen, helaas zonder resultaat. Waarschijnlijk zit er niet meer genoeg broei in.
Bij een recent bezoek op 22 september groeiden er andere, trechtervormige zwammen op de houtsnippers. Ik dacht eerst even aan oesterzwammen, maar de jonge exemplaren waren donker kastanjebruin met een gelatineuze hoed en spierwitte lamellen. Oudere exemplaren waren lichtbruin verkleurd. Misschien een harpoenzwam? Thuis opgezocht en het blijkt inderdaad de Grote Harpoenzwam (Hohenbuehelia petaloides) te zijn die graag op houtsnipperbulten groeit (Van den Berg, 2013). Ik kon één Drentse waarneming vinden: in 2019 vond Rita Sikkema Bergsma de Grote Harpoenzwam ook op een houtsnipperbult in het Drents-Friese Wold. Het materiaal is door Rob Chrispijn microscopisch onderzocht.
Literatuur:
Berg, A. van den, 2013. Grote Harpoenzwam op snipperhopen. Coolia 56(3): 143−145.

Grote harpoenzwam
Grote harpoenzwam (Hohenbuehelia petaloides) bij Schoonloo (foto Jeroen Onrust).


11 September 2022. Goudgele vezelkop
Rob Chrispijn

goudgele vezelkop
Goudgele vezelkop (Inocybe aurea) in Assen in 2000 (aquarel Eef Arnolds).

Na een warme droge zomer, zoals dit jaar het geval was – wanneer de bossen knisperen onder je voeten en de bermen geel zien van het verdorde gras – dan loont het voor paddenstoelenliefhebbers om op plekken te gaan kijken waar nog wat vocht in de bodem zit, zoals wilgenstruwelen en taluds van beschaduwde greppels. Zondag 11 september maakte ik met mijn vrouw en een vriendin van ons een wandeling door Boschoord, een bosgedeelte dat door de eigenaar, de Maatschappij van Weldadigheid, net buiten Nationaal Park Het Drents Friese Wold is gehouden. We waren vaak in druk gesprek, maar ondertussen lette ik wel op of ik iets interessants zag. We kwamen langs een greppel die een paar jaar terug was afgegraven tot een diepte van twee meter. Ik was blij dat de vrouwen op een open plek voorstelden om even in de zon te gaat zitten. Dat gaf mij de gelegenheid om die greppel nader te inspecteren.
Veel stond er niet, hoewel er op de bodem plaatselijk nog wat water stond. Vanaf het pad zag ik op het lemige en bemoste talud, tussen vele tientallen kiemplanten van Dubbelloof, een stralend geel paddenstoeltje. Ik dacht aan een vreemde leemhoed en moest nogal wat toeren uithalen om in de buurt te komen, want de greppelwanden waren behoorlijk steil. Maar het bleek een vezelkop. Zoals de meesten van ons wel weten, is het voor een vezelkop belangrijk om bij het verzamelen de steel zoveel mogelijk te ontzien. Die levert namelijk belangrijke informatie: wel of geen velum en aan de basis een knol of niet. Ik had geen mes bij me en heb met de nagel van mijn wijsvinger net zo lang in de leem gepeurd tot het paddenstoeltje los kwam. Het leek me iets bijzonders en daarom heb ik het drie centimeter grote paddenstoeltje in mijn hand voorzichtig een paar kilometer naar de auto gedragen. Thuis zag ik met de loep dat de steel niet berijpt was, maar heel fijn wollig behaard. Hij had dus geen cystiden, zoals ik aanvankelijk dacht. Dus een vezelkop in de groep met velum. Onder de microscoop vielen de hoekige sporen op, met af en toe een knobbel, en utriforme cystiden op de lamel. Met de monografie van Stangl (1989) kom je dan vrij makkelijk op de Goudgele vezelkop uit, evenals met de tabel van Thom Kuyper voor de knobbelsporige vezelkoppen, gepubliceerd in Coolia (2006).
Volgens de Verspreidingsatlas zijn er verspreid over ons land zeven vindplaatsen van na 1990 en zes van vóór 1990. Omdat er de laatste dertig jaar veel meer naar paddenstoelen wordt gekeken, betekent dit dat deze soort sterk is achteruit is gegaan. In de Rode Lijst staat hij dan ook als ernstig bedreigd. In de Ecologische Atlas van Paddenstoelen in Drenthe wordt gerefereerd aan een rijke vindplaats in het Asserbosch achter het Wilhelminaziekenhuis in 2000. Omdat ik daar bij was en we uitgebreid foto’s hebben gemaakt, had ik hem moeten herkennen. Maar na een reprise in 2004 op dezelfde plek, heb ik de Goudgele vezelkop nooit meer gezien. Bij het Wilhelminaziekenhuis is de vindplaats van deze internationale zeldzaamheid inmiddels vernietigd door keurig tuinmansbeheer. Het eertijds schrale, mos- en kruidenrijke grasland is dankzij mest en compost veranderd in een net gazonnetje met alleen maar grassprietjes.
Het exemplaar uit Boschoord was te armzalig om er een foto van te maken. Daarom is hier de aquarel gereproduceerd die Eef maakte van de collectie uit het Asserbosch. Daar groeide hij bij Zomereik, in Boschoord bij lariks. Volgens de literatuur is de Goudgele vezelkop niet eenkennig wat boomsoort betreft, maar hij is blijkbaar wel zeer kieskeurig bij het vinden van een geschikte groeiplaats!
Literatuur:
Arnolds, E. & M. Veerkamp. 2008. Basisrapport Rode Lijst Paddenstoelen. Nederlandse
Mycologische Vereniging, Utrecht.
Kuyper, Th. W. 2006. Begin eens met … vezelkoppen (Inocybe) – 2. Coolia 49: 11-17.
Stangl, J. 1989. Die Gattung Inocybe in Bayern. Hoppea 46: 1-402.


7 juli 2022. Witte schelpen op spar
Eef Arnolds & Peter Hauwert

Bleke oesterzwam-1
Bleke oesterzwam (Pleurotus pulmonarius) op dode Fijnspar (foto Peter Hauwert).

Door de droogte waren er in juli nauwelijks verse paddenstoelen te vinden. Toch kreeg ik begin juli door Peter Hauwert een paar foto’s toegestuurd van vrij grote witachtige, schelpvormige paddenstoelen die hij op twee plekken in Het Drents-Friese Wold had gevonden nabij de rand van het Wapserveld, beide keren op dode sparren. Hij meende dat deze vondsten mogelijk betrekking hadden op Pleurocybella porrigens (geen Nederlandse naam), een witte schelpzwam die in Midden- en Noord-Europa op Fijnspar groeit, maar uit Nederland onbekend is. De vruchtlichamen van die soort vertonen volgens de literatuur veel gelijkenis met die van de Bleke oesterzwam (Pleurotus pulmonarius), welke echter op loofbomen zou groeien.
Ik durfde op grond van de foto’s geen uitspraak te doen. Daarop bracht Peter me een paar verse vruchtlichamen voor nader onderzoek. Onder de microscoop is het onderscheid tussen beide soorten simpel: Pleurocybella heeft bijna ronde sporen van 5-7,5 x 4-6 µm, de Bleke oesterzwam langgerekte sporen van 8-11 x 3-4,5 µm. Dat laatste bleek het geval. Bleke oesterzwammen dus. Later in het seizoen, op 30 september, werd de Bleke oesterzwam ook gemeld van een sparrenstam uit landgoed Mensinge in Roden door Herman Wegwijzer.
Een verkenning van de meest relevante literatuur leverde geen enkele melding van deze soort op naaldhout op, ook niet in boeken die extra aandacht besteden aan de standplaatsen van paddenstoelen, zoals de Drentse paddenstoelenatlas (Arnolds et al., 2015) en het werk van Krieglsteiner (2001). De Bleke oesterzwam is niet de eerste paddenstoel die van het gebruikelijke substraat, loofhout, een uitstapje maakt naar sparren. Ook de verwante Schubbige oesterzwam (P. dryinus) en de Bruine anijszwam (Lentinellus cochleatus) zijn onlangs in Drenthe voor het eerst op sparrenhout aangetroffen.
Literatuur:
Arnolds, E., R. Chrispijn & R. Enzlin (red.). 2015. Ecologische Atlas van Paddenstoelen in Drenthe. Paddestoelen Werkgroep Drenthe, Beilen.
Krieglsteiner, G.J. (ed.). 2001. Die Grosspilze Baden-Württembergs 3. Eugen Ulmer, Stuttgart.

Bleke oesterzwam-2 Bleke oesterzwam-3
Bleke oesterzwam (Pleurotus pulmonarius) op Fijnspar, van boven (links) en van onderen (rechts) (foto’s Peter Hauwert).


14 mei 2022. Vingerhoedje
Eef Arnolds

PAD, Verpa conica, 2021-04-20, Holthe 21, moestuin, aardbeienbed
Vingerhoedje (Verpa conica) tussen aardbeien in Schepping (foto Eef Arnolds)

Als gevolg van langdurige droogte is er al weken nauwelijks een verse paddenstoel te vinden. Desondanks vond ik vandaag op mijn erf drie exemplaren van het Vingerhoedje, een zeldzame en bedreigde ascomyceet die alleen in de lente fructificeert. De groeiplaats is ongebruikelijk voor paddenstoelen: de humus- en voedselrijke grond van een aardbeienbed in de moestuin. Het verschijnen van vruchtlichamen was ongetwijfeld te danken aan het voorafgaande sproeien van dit deel van de tuin.
Het is de tweede keer dat ik deze soort tussen de aardbeien vind, maar hij heeft geen bijzondere binding met die plant. Het Vingerhoedje is in mijn natuurgebied Schepping in ruim veertig jaar elf maal gevonden, ook in open grasland op bekalkte, humusarme zand- en leemgrond en in een struweel van sleedoorn en meidoorn. Het is opvallend dat de soort op alle groeiplekken slechts gedurende één seizoen te vinden was. Het lijkt er daarom op dat de mycelia een korte levensduur hebben.
De vruchtlichamen van het Vingerhoedje zagen er deze keer belabberd uit, enigszins misvormd en met veel aangekleefde grond. Daarom heb ik hieronder ook een foto geplaatst van twee typische exemplaren die ik in 2015 in het grasland van Schepping vond.

PAD, Verpa conica, 2015-05-08, Holthe, zandig grasland Nieuwe land - kopie
Vingerhoedje (Verpa conica) in open grasland in Schepping in 2015  (foto Eef Arnolds)

 18 april 2022. Voorjaarskluifzwam
Joop Verburg

14 VoorjaarskluifzwamVoorjaarskluifzwam (Gyromitra infula) in Zuidwolde (foto Joop Verburg)

Ieder die naar paddenstoelen kijkt zal wel soorten hebben die op een verlanglijstje staan. Ik heb de paddenstoelen waarvan ik foto’s heb in de boeken van Gerhardt en Nico Dam geel gearceerd en dan blijven er vanzelf “witte soorten” over waar je interesse naar uitgaat. Een van die soorten was de Voorjaarskluifwam. Hij komt voor in tijden waar andere organismen meer aandacht krijgen en wellicht mede daardoor had ik hem nog nooit gezien.
Onlangs liepen Edwin de Weerd en ik over het Vlinderommetje in Zuidwolde langs het nieuwe gedeelte rond woonpark de Ekelenberg. We keken naar de fraaie weitjes die door Buning zijn verschraald en die inmiddels zijn ingezaaid en met guldenroede ingeplant. Dicht bij de Ommerweg stonden we even stil om met een bekende te praten. Edwin keek wat rond. “Wat is dat  nu?” vroeg hij en ik kreeg een schok en riep: “Voorjaarskluifzwam! Daar heb ik net gisteren weer wat over gelezen op Nature Today en die wilde ik altijd al zo graag zien. En nu zomaar acht exemplaren langs het Vlinderommetje!”
In het artikel dat ik de dag tevoren las stond: ‘De Voorjaarskluifzwam (Gyromitra esculenta, RL; Bedreigd) is een ascomyceet (zakjeszwam) met een witte steel met daarop een sterk geplooid, stevig, geelrood tot zwartbruin fertiel (vruchtbaar) bovendeel. Er zijn exemplaren bekend van twaalf centimeter hoog en vijftien tot twintig centimeter breed. De hele paddenstoel is hol. Ze komen in Nederland hoofdzakelijk voor onder Grove den, soms onder loofbomen en meestal op wat verrijkte plaatsen.’
Het klopte precies want de kluifzwammen stonden langs een paadje bij Grove dennen. Wat een toeval dat ik die uiteindelijk mocht zien zo dicht bij huis.

 8 april 2022. Grote voorjaarsbekerzwam
Jeroen Onrust

IMG_20220408_133716 - kopie
Grote voorjaarsbekerzwam (Discina ancilis) in sparrenbos bij Kleuvenveen
(foto Jeroen Onrust)

Landgoed Kleuvenveen is een particulier landgoed bij Anderen waar begin deze eeuw naald- en loofbomen geplant zijn. Vanwege bezoek aan de naastgelegen natuurbegraafplaats, maak ik regelmatig een rondje over dit landgoed. Afgelopen winter heeft er een dunning plaatsgevonden waarbij rijen fijnsparren gekapt zijn. Door drie opeenvolgende stormen in februari zijn er, waarschijnlijk ook door de dunning, veel sparren gesneuveld en die lagen begin april nog kriskras over de paden.
Terwijl ik me een weg baan langs omgevallen stammen, zie ik een bruine flats middenin het groene mos liggen. Mijn eerste ingeving is dat het uitwerpselen van een hond is die buikloop had, maar al gauw realiseer ik me dat het een Grote voorjaarsbekerzwam (Discina ancilis) is die ik één keer eerder in de Emmerdennen heb gevonden onder dezelfde omstandigheden: een hoop rottend naaldhout volledig overgroeid met mos.
De Grote voorjaarsbekerzwam is in Nederland een zeldzame soort van aangeplante sparrenbossen op enigszins basenhoudende grond. Hij staat als Gevoelig op de Rode Lijst. Ondanks het relatief grote aantal sparrenbossen in Drenthe, is de soort ook hier een zeldzaamheid. In de Drentse paddenstoelenatlas (Arnolds et al., 2015) wordt slechts één vondst vermeld uit het Drents-Friese Wold. Sindsdien is deze opvallende lentepaddenstoel op drie andere plekken in Drenthe gesignaleerd. Eerder verscheen in deze rubriek een bericht over de Grote voorjaarsbekerzwam op 17 maart 2020

IMG_20220408_133700 - kopie
Grote voorjaarsbekerzwam (Discina ancilis) in sparrenbos bij Kleuvenveen
(foto Jeroen Onrust)



20 september 2021. Impressies van de PWD-excursie naar het Knoesterbos bij Drouwenermond
Eef Arnolds

2021-09-20, Scutelllinia sejpii Langsporiige wimperzwam, foto j. Verburg
Smalsporige wimperzwam (Scutellinia cejpii) op dode populierenstam in het Knoesterbos (foto Joop Verburg).

Het Drentse Landschap heeft aan de PWD gevraagd om speciale aandacht te schenken aan de paddenstoelen in een paar bosgebieden die deze organisatie bezit in de oostelijke veenkoloniën. Na de verrassende excursie vorig jaar in het Buinenhornse Bos bij Nieuw-Buinen (zie excursieverslagen) bezochten we op 20 september met een tiental het Knoesterbos bij Drouwenermond.
Het Knoesterbos was bij vrijwel iedereen onbekend. Het bos bleek verrassend gevarieerd met veelal gemengde opstanden van o.a. zomereik, zachte berk, zwarte els, es, haagbeuk, boswilg, Canadese populier en sitkaspar. Voor een betrekkelijk jong bos was er veel dood hout. De ondergroei met o.a. robertskruid, hondsdraf en grote brandnetel verraden het voedsel- en humusrijke karakter van de bodem. Het bos is geplant op voormalig bouwland op dalgrond.
Helaas was er al weken geen regen van betekenis gevallen, waardoor de bodem  uitgedroogd was. De sterke drainage draagt hier ook aan bij. Het water in de wijken die het gebied doorsnijden, stond 1,5 tot 2 meter onder het maaiveld. Paddenstoelen waren daardoor schaars. We zagen in totaal 65 soorten, waarvan driekwart op hout groeide. Hieronder waren diverse bijzonderheden, zoals de Smalsporige wimperzwam (Scutellinia cejpii) op een dode, sterk vergane populier. Hij werd aanvankelijk genoteerd als de algemene Gewone wimperzwam (S. scutellata) op grond van de relatief grote, oranjerode apotheciën en de groeiplaats op hout. Onder een loep bleken de zwarte haren aan de buitenzijde van de apotheciën echter veel te kort te zijn. De langwerpig elliptische, grof wrattige sporen onder de microscoop zijn ook geheel verschillend. De Langsporige wimperzwam was twee maal eerder in Drenthe gezien.
Een zeer klein oranjegeel bobbeltje op de onderzijde van een hulstblad, gevonden door Joop, bleek het Hulstmeniezwammetje (Hydropsisphaera erubescens) te zijn. Zeer zelden in Nederland gemeld, maar in feite is de verspreiding onbekend.
Een liggende stam van een Boswilg was over een flinke lengte bezet met een taaie buisjeszwam, van boven oranjebruin en zwart gezoneerd, van onderen met fijne, roestbruine gaatjes. Hij leek wat op de Elzenweerschijnzwam (Mensularia radiata), maar het bleek de Bruinzwarte vuurzwam (Phellinus conchatus) te zijn. Het is een karakteristieke soort voor wilgen. Hij is in Drenthe zeer zeldzaam, maar in het westen van het land vrij algemeen.

2021-09-20, Zwartbruine vuurzwam
Bruinzwarte vuurzwam (Phellinus conchatus) op dode boswilg in het Knoesterbos
(foto Eef Arnolds).

Andere aardige vondsten waren de Boomgaardvuurzwam (Phellinus tuberculosus) op dode sleedoorns aan de bosrand, de Vuurmelkzwam (Lactarius pyrogalus) onder hazelaar en de Purpersnedemycena (Mycena pelianthina) op eikenstrooisel. Het is zeker de moeite waard om hier na een flinke regenperiode nog eens terug te komen.
Gedenkwaardig was het moment waarop ik, op instigatie van Joop Verburg, midden in het bos vanaf mijn mobieltje een tekst uit de Statenbijbel citeerde die een handige tip bevat voor veldwerkers. Het gaat om Deuteronomium 23: 13:  ‘En gij zult een schopje hebben, benevens uw gereedschap, en het zal geschieden, als gij buiten gezeten hebt, dan zult gij daarmede graven, en u omkeren, en bedekken wat van u uitgegaan is.

2021-09-20, PWD excursie Knoesterbos, Eef leest Deuteronomium 23, 13. Foto H. Lefeber - kopie
Eef citeert uit Deuteronomium 23:13 in het Knoesterbos (foto Hendrica Vooijs).

16 september 2021. Impressies van de extra PWD-excursie in Boswachterij Gees
Eef Arnolds

2021-09-16, Rhizina undulata, 2021-09-16, onder Picea, Boswachterij Gees, foto H. Lefeber
Oude vruchtlichamen van de Oliebolzwam (Rhizina undulata) aan de voet van een lariks in Boswachterij Gees (foto Hendrica Vooijs).

Na het succes van de PWD excursie van 13 september besloten Rob en Eef om op korte termijn een extra excursie in te lassen om een ander deel van deze boswachterij te inventariseren. Van de deelnemers van de vorige keer kwamen er twee opdagen. Deze keer werd het bos bezocht aan de noordkant van de Hooge Stoep. Opnieuw een afwisselend gebied met overwegend gemengd bos, maar ook zuivere opstanden van loof- en naaldbomen.
In sommige sparren- en lariksbossen was de bodem geheel door mossen bedekt, met hier en daar plukjes dophei en struikhei die het voedselarme karakter van de bodem verraadden. Dit kwam ook in de mycoflora tot uitdrukking, bijvoorbeeld in het wijd verspreide voorkomen van de Bittere boleet (Tylopilus felleus) en de Fraaie gifgordijnzwam (Cortinarius rubellus). Ook de Kamfergordijnzwam (C. camphoratus), bij uitstek een zeldzame indicatorsoort van mycologisch waardevolle sparrenbossen, werd hier aangetroffen.
We zagen vrij veel wolvezelkoppen, te herkennen aan de fraai beschubde hoedjes en steel. Zekere herkenning van soorten vergt echter het gebruik van een microscoop. De kleine exemplaren hiervan werden in het veld aangezien voor de Gewone wolvezelkop (Inocybe lanigunosa), maar na microscopische controle bleek het op tenminste drie plekken te gaan om de zeldzame en bedreigde Purperbruine vezelkop (I. leptophylla). Die soort is goed te herkennen aan het ontbreken van pleurocystiden en de dunwandige cheilocystiden. Een andere bijzondere vezelkop was de Valse sterspoorvezelkop (I. pseudoasterospora var. microsperma) onder eiken op  schrale grond. Dit is ook al een soort die meestal met een vraagteken in een doosje verdwijnt, maar onder de microscoop gemakkelijk herkenbaar is aan de sporen met een paar reusachtige knobbels.

2021-09-16, Inocybe leptophylla,
Purperbruine wolvezelkop (Inocybe leptophylla) in Boswachterij Gees
(foto Eef Arnolds).

Onbetwist hoogtepunt van deze excursie was de ontdekking van Rob van een reusachtige oliebolzwam (Rhizina undulata) in een oude lariksopstand. Bij nadere inspectie bleken er tientallen vruchtlichamen te groeien in alle stadia van ontwikkeling, verspreid over een oppervlakte van 100 m2. Ze beginnen eigenlijk als een tegen het strooisel aan groeiende schijf om pas later uit te groeien tot weelderige, met elkaar vergroeide oliebollen. De Oliebolzwam is een soort van oude brandplekken die tevens parasiteert op de wortels van naaldbomen. Soms wordt hij aangetroffen op plaatsen waar geen sporen van brand te zien zijn. Dat was ook hier het geval. De lariksen vertoonden geen symptomen dat ze ernstig van de Oliebolzwam te lijden hadden. Het blijkt dat de Oliebolzwam binnen het wereldje van paddenstoelenliefhebbers een bijna magische status heeft verworven. Hans Post ging helemaal uit zijn dak bij de eerste aanblik. Geert de Vries, die de excursie niet kon bijwonen, vond het achteraf bijzonder spijtig dat hij zijn ‘droomsoort’ gemist had. Aan de esthetiek van de soort kan het niet liggen, want volgroeide vruchtlichamen lijken vanaf enige afstand sterk op een hoop paardenmest.

2021-09-16, PAD, Rhizina undulata, 2021-09-16, onder Picea, Boswachterij Gees-1 - kopie
Jonge vruchtlichamen van de Oliebolzwam (Rhizina undulata) aan de voet van een lariks in Boswachterij Gees (foto Eef Arnolds).

Andere mooie vondsten waren het Doolhofelfenbankje (Cerrena unicolor) op een dode berk, Holsteelboleet (Suillus cavipes), Roodschubbige gordijnzwam (Cortinarius bolaris) en Purpersnedemycena (Mycena pelianthina). Het dagtotaal kwam uit op 93 soorten.

13 september 2021. Impressies van de PWD-excursie naar Boswachterij Gees
Eef Arnolds

2021-09-13
PWD-excursie in Boswachterij Gees (foto Eef Arnolds).

In ons excursieprogramma besteden we dit jaar speciale aandacht aan Boswachterij Gees omdat van dit grote bosgebied relatief weinig mycologische gegevens bekend zijn en omdat er tot nu toe weinig in de bossen is ingegrepen. Vandaag bezochten we met een bijna 20 deelnemers een strook bos in het zuidoosten van de boswachterij aan de noordzijde van de Tilweg. Het bos is er zeer gevarieerd met een mengeling van allerlei loof- en naaldbomen, vaak flink uit de kluiten gewassen en veel dood hout. Onze intense bosbeleving werd nog versterkt door de stilte en rust die er heersten.
Onze verwachtingen waren niet hoog gespannen vanwege de aanhoudende droogte. Het bos stond dan ook bepaald niet vol paddenstoelen, maar aan het einde van de excursie hadden we met z’n allen toch een mooie lijst met 130 soorten bij elkaar gesprokkeld. Opvallend was het hoge aandeel van soorten met een voorkeur voor voedselarme naald- en loofbossen met een dunne strooisellaag, bostypen die door stikstofdepositie steeds schaarser worden. Voorbeelden zijn de Gewone wolvezelkop (Inocybe ovatocystis), Valse wolvezelkop (I. stellatospora), Fraaie gifgordijnzwam (Cortinarius rubellus), Olijfplaatgordijnzwam (C. scaurus), Pagemantel (C. semisanguineus), Holsteelboleet (Suillus cavipes) en Stekelige hertentruffel (Elaphomyces muricatus) met daarop zijn parasiet, de Zwarte truffelknotszwam (Elaphocordyceps ophioglossoides). Onder Grove den bij een ven vond Lydia een exemplaar van de Fijnschubbige boleet (Suillus variegatus). De meeste deelnemers hadden deze paddenstoel nog nooit gezien. Opmerkelijk als je bedenkt dat deze paddenstoel in de jaren zestig nog doodgewoon was onder dennen op arme zandgrond. Een andere opmerkelijke vondst was een Oorlepelzwam (Auriscalpium vulgare) op de kegel van een douglasspar. Deze soort groeit vrijwel uitsluitend op dennenkegels. De Drentse Atlas vermeldt 50 waarnemingen op kegels van dennen en één op douglasspar.

2021-09-13 (2)
Oorlepelzwam (Auriscalpium vulgare) op kegel van douglasspar in Boswachterij Gees
(foto Eef Arnolds).

De meest bijzondere vondsten kwamen uit een dicht, vrij jong, gemengd bosperceel dat kennelijk spontaan was opgeslagen op een kleine kapvlakte. Er groeiden vrij veel weymouthdennen, een boom die oorspronkelijk uit Noord-Amerika afkomstig is. In de nabijheid daarvan stond op diverse plekken de Roodschubbige ringboleet (Suillus pictus), een karakteristieke mycorrhizapartner van vijfnaaldige dennen. Hij is in ons land zeer zeldzaam en uitsluitend bij Weymouthden op zeer voedselarme bodem gevonden, vaak tussen struikhei. Het is in jonge toestand een prachtige paddenstoel met een dicht wijnrood geschubde hoed, zo’n beetje als een Koningsmantel (Tricholomopsis rutilans). Helaas waren hier alle vruchtlichamen oud en door slakken aangevreten. Ik heb toch maar een foto van zo’n aftands exemplaar toegevoegd. Ook dat hoort bij de mycologische werkelijkheid van alledag.

PAD, Suillus pictus, 2021-09-13, Boswachterij Gees, jonge Pinus strobus-1 - kopie
Oud vruchtlichaam van de Roodschubbige ringboleet (Suillus pictus) bij Weymouthden in Boswachterij Gees (foto Eef Arnolds).

In datzelfde bosje groeide bij eiken, dennen en berken een opvallende, vrij forse gordijnzwam met een roodbruine, enigszins vezelige hoed, aanvankelijk violette lamellen en wat roestbruin velum op de violette steel. De bekende handwerken over gordijnzwammen gaven geen thuis. Opeens herinnerde ik me dat ik deze soort een jaar of tien al eerder gezien had bij Ravenswoud. Bladeren door mijn aquarellen leidde me naar de Bedrieglijke gordijnzwam (Cortinarius simulatus), een grote zeldzaamheid. De Nederlandse naam is tamelijk wanstaltig, want er is niets bedrieglijks aan deze mooie, karakteristieke paddenstoel. Het is een luie vertaling van de wetenschappelijke naam.

PAD, Cortinarius simulatus, 2021-09-13, Boswachterij Gees, jong gemengd bos-1 - kopie
Bedrieglijke gordijnzwam (Cortinarius simulatus) in Boswachterij Gees (foto Eef Arnolds).

30 augustus 2021. Impressies van de PWD-excursie naar het Boekweitenveentje
Rob Chrispijn & Eef Arnolds

2021-08-30-3
Wollige stekelzwam (Phellodon confluens) bij het Boekweitenveentje (foto Eef Arnolds).

Na vele jaren bezochten we met de PWD weer eens het bos bij het Boekweitenveentje bij Eext,  tegenwoordig eigendom van Staatsbosbeheer. Het terrein staat bekend als een van de Drentse topkroonjuwelen op paddenstoelengebied. De mycologische rijkdom is vooral te danken aan  de plaatselijke verrijking van de bodem met kalk door toedoen van een vroegere cementfabriek. Een paar kleine, maar diepe zandwingaten en wat industrieel erfgoed getuigen nog van deze historie. Zoals in veel Drentse bossen constateerden we helaas een sterk toegenomen verruiging van de ondergroei, voor de mycoflora geen gunstig teken.
De bossen bij het Boekweitenveentje leveren vaak lange soortenlijsten op, maar dat was vandaag niet het geval. Er was de laatste weken te weinig regen gevallen. Het viel op dat ook in vochtige gedeeltes onder wilgen en elzen weinig te vinden was. Wel werd hier een anoniem vezelkopje gevonden dat na microscopisch onderzoek de zeldzame Elzenvezelkop (Inocybe alnea) bleek te zijn. Hij was slechts twee keer in Drenthe waargenomen en de laatste vondst dateert van 1984.
Juist de droogste plekken waren het rijkst aan paddenstoelen, zoals de steilranden langs de zandkuilen. We zagen hier onder de kwarrige eiken meer stekelzwammen dan ooit tevoren. in vier soorten: de Blauwvoetstekelzwam (Sarcodon scabrosus) met een bruin geschubde hoed en een steel met groenblauwe basis, nu meestal oude, zwart verkleurde vruchtlichamen; de Gezoneerde stekelzwam (Hydnellum concrescens), plakkaten vormend met bruine, witgerande, concentrisch gezoneerde hoedjes, roestbruine stekels en een dunne, kale steel; de Fluwelige stekelzwam (H. spongiosipes), alleenstaand met lichte, egale, fluwelige hoed, roestbruine stekels en een dikke, bruine, behaarde, sponzige steel; de Wollige stekelzwam (Phellodon confluens), plakkaten vormend met aanvankelijk witwollige, later grijsbruine tot donkergrijze, witgerande, hoeden, grijze stekels en fijn behaarde steel. Al deze soorten zijn landelijk sterk afgenomen en staan als Kwetsbaar op de Rode Lijst. Vroeger is hier ook de Tengere stekelzwam (Phellodon melaleucus) gezien, maar die liet vandaag verstek gaan.

2021-08-30-2
Fluwelige stekelzwam (Hydnellum spongiosipes) bij het Boekweitenveentje
(foto Eef Arnolds).

Een andere groep die goed vertegenwoordigd was, waren de gordijnzwammen met een tiental soorten. Spectaculair waren fraaie, jonge vruchtlichamen van de Violette gordijnzwam (Cortinarius violaceus). Andere bijzondere soorten zijn de Roodschubbige gordijnzwam (C. bolaris) in de buurt van de stekelzwammen, de Bleekrandgordijnzwam (Cortinarius biformis). met een afgeplatte, bleek oranjebruine hoed onder berken en de Pluizige gordijnzwam (C. comptulus) die met zijn donkerbruine, fijnschubbige hoed sterk lijkt op de Pelargoniumgordijnzwam (C. paleaceus) maar die vrijwel geen geraniumgeur heeft en bredere sporen.

2021-08-30
Violette gordijnzwam (Cortinarius violaceus) bij het Boekweitenveentje (foto Eef Arnolds).

Het Boekweitenveentje staat bekend om zijn vele satijnzwammen, waaronder staalsteeltjes (subgenus Leptonia) die gewoonlijk in schraal grasland groeien. Van deze groep zagen we het Blauwplaatstaalsteeltje (Entoloma chalybaeum), Vaalgeel staalsteeltje (E. longistriatum) en de Gele satijnzwam (E. formosum). Van kalk- en humusrijke plekken in het bos zijn uit eerdere jaren ook veel parasolzwammen bekend, maar vandaag zagen we alleen de Fijnschubbige parasolzwam (Lepiota echinacea) en de Kleine poederparasol (Cystolepiota seminuda).

19 januari 2021. Duistere groeisels in een donkere kelder
Pauline Arends & Eef Arnolds

Pauline Arends, boswachter in het Hart van Drenthe, stuurde me  onderstaande foto’s van vreemd gevormde paddenstoelen, met de vraag om welke soort het gaat. Ze groeiden op een merkwaardige plek: de muur van een voormalige granaatkelder in Boswachterij Hooghalen die tegenwoordig is ingericht als winterverblijfplaats voor vleermuizen.
De paddenstoelen op de foto’s zijn Gewone oesterzwammen (Pleurotus ostreatus) die door lichtgebrek misvormd zijn. Ze hebben daardoor extreem lange stelen en abnormaal kleine hoedjes. Het gebeurt wel meer dat oesterzwammen binnen gebouwen vruchtlichamen vormen aan muren of vloeren. De myceliumdraden zijn dun genoeg om door poriën in steen of cement te groeien. Die verschaffen het mycelium echter geen voedsel. Dat moet in verbinding staan met hout, in gebouwen meestal in de vorm van balken of planken in een vochtige omgeving. In dit geval zou het voedsel ook (ondergronds) hout of een levende boom in de directe omgeving van de granaatkelder kunnen zijn.
Pauline reageerde als volgt op mijn determinatie: ‘Dus toch oesterzwam. Ik ben ze zelf aan het kweken in een emmer met koffiedik. Het was mijn eerste gedachte, maar vond de vorm zo raar’.

   

Gewone oesterzwam (Pleurotus ostreatus) op de muur van een oude granaatkelder in Boswachterij Hooghalen (foto’s Pauline Arends).

17 januari 2021. IJshaar, een mirakel veroorzaakt door houtpaddenstoelen
Hero Moorlag & Eef Arnolds

 Op 14 januari ontving ik de volgende enthousiaste mail van Hero Moorlag, vergezeld van prachtige foto’s van een spectaculair en zeldzaam natuurverschijnsel, ijshaar:
Vanmorgen vroeg Spaarbankbos, links achter het monument. Vorige week heeft Elma Koopman hier ijshaar gevonden. Op haar foto’s zijn berken te zien. Vanmorgen was het daar -20C. En inderdaad, het ijshaar staat hier op liggende dode berken. Eigenlijk komt ijshaar alleen voor op dode beuken. Het verschijnsel wordt veroorzaakt door de schimmel Rozeblauwig waskorstje (Exidiopsis effusa). Het korstje perst vanuit het hout vocht naar buiten door poriën. Vriest het, dan bevriezen de mini-straaltje en ontstaat ijshaar. Echt uniek dat dit op dode berken gebeurt. Wist ik niet. Is in het Spaarbankbos op één plek te zien. Op beuken in het Spaarbankbos komt geen ijshaar voor.’

IJshaar op berkentakken in het Spaarbankbos bij Hoogeveen (foto’s Hero Moorlag).

 Hero vervolgt zijn relaas: ‘Doorgereden naar Lhee. Ieder jaar staat ijshaar in het tweede beukenbos, gezien vanaf Lhee richting de radiotelescoop. Daar was het vanmorgen om half tien -3. Vijf fotografen waren al bezig ijshaar te fotograferen. De plukken ijshaar zijn hier enorm groot en staan zelfs op staande dode beukentakken tot 5 meter hoog. Ik stuur je 2 foto’s. Op de eerste foto zie je ijshaar op een liggende beukentak. Dat ijshaar was bijna een meter lang en 20 cm dik. Onvoorstelbaar! Op de tweede foto zie je het ijshaar uit een staande beukentak komen. De straaltjes zijn mooi te zien. Ze komen uit tientallen poriën.

IJshaar op beukenstammen in Boswachterij Dwingeloo bij Lhee (foto’s Hero Moorlag).

Hieronder volgt een beschrijving van het fenomeen ‘ijshaar’ in Wikipedia:
IJshaar, ook wel haarijs of sneeuwbaard, is een zeldzaam natuurlijk verschijnsel waarbij een haarachtige, wollige ijsstructuur ontstaat op dood en nat kernhout, dus niet op de bast, van loofbomen.
IJshaar kan ontstaan als de luchttemperatuur even onder het vriespunt ligt. In het hout komen schimmels voor en bij de stofwisseling van deze schimmels komt onder andere water vrij dat door zeer kleine openingen in het hout (houtstralen) naar buiten wordt geperst. Het naar buiten geperste water bevriest tot een haarachtige structuur. Een hoge luchtvochtigheid is noodzakelijk voor de succesvolle vorming van ijshaar zodat het naar buiten geperste water niet kan verdampen en voor bevriezing beschikbaar blijft. Zolang de schimmels water blijven produceren en de klimatologische omstandigheden gunstig blijven, kan ijshaar aan blijven groeien. Als de luchttemperatuur te laag wordt, daalt de stofwisseling van de schimmels tot zo’n laag niveau dat er onvoldoende water geproduceerd wordt. De schimmel die voorkwam in het hout van alle proeven was Exidiopsis effusa
(Evidence for biological shaping of hair ice. Biogeosciences 12:4261–4273. DOI10.5194/bg-12-4261-2015).
IJshaar is zeer teer en smelt na aanraking direct weg. Als ijshaar aan zonlicht wordt blootgesteld, zal het snel sublimeren en verdwijnen. IJshaar is daarom ’s morgens vroeg of alleen op schaduwrijke plaatsen te vinden.
In 1918 publiceerde Alfred Wegener in het tijdschrift Die Naturwissenschaften zijn artikel “Haareis auf morschem Holz” over het fenomeen ijshaar.’

Het verschijnsel ‘ijshaar’ op dood hout is dus al lang bekend, maar de oorzaak ervan is pas enkele jaren geleden opgehelderd. IJshaar ontstaat steeds op hout dat aangetast is door mycelia van paddenstoelen. In de omgeving ervan zijn vruchtlichamen van verschillende soorten aangetroffen. Volgens Wikipedia is het Rozeblauwig waskorstje (Exidiopsis effusa) de enige soort die in alle genomen monsters aanwezig was, en dus verantwoordelijk moet zijn voor het ontstaan van ijshaar. Deze korstvormige trilzwam vormt zachte, wasachtige overtrekjes op kaal hout van loofbomen. Een foto daarvan is te vinden in de Ecologische Atlas van paddenstoelen in Drenthe, deel 3, pagina 430 (2015). De soort geldt in Drenthe als zeldzaam, maar is ongetwijfeld veel wijder verbreid. Vruchtlichamen zijn aangetroffen op allerlei loofbomen, waaronder beuk, eik, berk populier en wilg. Dit verklaart ook het optreden van ijshaar op berkenhout in het Spaarbankbos. Uitvoeriger informatie over dit bijzondere mycologische randverschijnsel is te vinden op de hieronder genoemde websites. Will van den Brand vermeldt op de site ‘allesoverpaddenstoelen’ dat veel meer paddenstoelen ijshaar kunnen produceren, waaronder diverse zakjeszwammen (ascomycten).

http://www.allesoverpaddenstoelen.nl/Aop3_ijshaar.html

http://www.sci-news.com/biology/science-hair-ice-exidiopsis-effusa-03051.html

5 januari 2021. ‘Oranje aanslag’ op boomstammen
Eef Arnolds

Ik kreeg al een paar keer foto’s toegestuurd van grote, fel geeloranje tot oranjerode plakkaten op boomstammen, met de vraag om welke schimmel het gaat. Eerlijk gezegd had ik geen idee. Tijdens een winterwandeling in Boswachterij Grolloo zag ik dit verschijnsel op diverse bomen, vooral op dode stammen van lariks en fijnspar, maar ook op de bast van oude, springlevende beuken. De oranje plakkaten kunnen meer dan een meter lang worden, zijn onregelmatig van vorm, een beetje vlokkig-pluizig en zacht van textuur.
Onder de microscoop werd duidelijk dat het gaat om een alg met lange, vertakte draden met groen chlorofyl. Na een beetje zoeken kom je dan uit bij de Geeloranje boomalg (Trentepohlia aurea). Maar pas op! Op de site Waarneming.nl werden mijn foto’s automatisch door de app Obsidentify met grote zekerheid (99,8%) geïdentificeerd als Oranje dooiermos (Xanthoria calcicola). Dat is een korstmos met duidelijk begrensde, ronde, bladvormige thalli met een stevige textuur dat vooral op gesteente groeit. Het ziet er heel anders uit en het is dan ook vreemd dat beide structuren bij automatische fotoherkenning verward worden.
De Geeloranje boomalg is de enige vrij levende soort van het geslacht Trentepohlia in Nederland en hier algemeen. Andere soorten kunnen symbiose vormen met algen in bepaalde korstmossen. De oranje kleur van het wier wordt volgens Wikipedia veroorzaakt door caratenoïde pigmenten, zoals we die bijvoorbeeld ook aantreffen in gekweekte wortelen (Daucus carota). Onder de microscoop vallen die pigmentconcentraties op als feloranje bolletjes in de cellen.

De Geeloranje boomalg (Trentepohlia aurea) op dode sparretjes in Boswachterij Grolloo (foto’s Eef Arnolds).

27 december 2020. Kerstzwammen
Eef Arnolds

Dat het in deze contreien steeds warmer wordt, heb ik ook dit jaar weer aan den lijve ondervonden. Net geen 40 graden van de zomer, maar wel voor het eerst in augustus een aaneengesloten reeks van acht tropische dagen met maxima boven de 30 graden. Ook in de natuur is de klimaatsverandering steeds duidelijker te zien. Omstreeks 1970 was het paddenstoelenseizoen eind oktober wel zo ongeveer voorbij, terwijl de laatste jaren ook november veel zwammig weer in de aanbieding heeft. En soms nog veel later, zoals dit jaar.
Tijdens het afvoeren van maaisel zag ik gisteren uit mijn ooghoeken nog allerlei paddenstoeltjes. Het talrijkst was het Gewoon donsvoetje (Tubaria furfuracea), een behoorlijk winterhard zwammetje dat ook in andere jaren vaak rond Nieuwjaar te zien is. Anders ligt dat voor het Sneeuwzwammetje (Hygrocybe virginea), waarvan nu zes kakelverse exemplaren langs de lelievijver staan. Op de composthoop bloeien fraaie Paarse schijnridderzwammen (Lepista nuda) en een dode vlier is behangen met Judasoren (Auricularia auricula-judae) in plaats van kerstballen. Ook de vele Gekraagde aardsterren (Geastrum triplex) leveren een geslaagde bijdrage aan de kerstsfeer. In het Vaderland staat een jonge Geschubde inktzwam (Coprinus comatus) te wachten tot hij met eigen inkt zijn nieuwjaarskaarten kan schrijven.
In totaal telde ik zo’n 40 soorten paddenstoelen, waarbij zelfs eentje die ik nooit eerder in Schepping gezien heb: de Rechte koraalzwam (Ramaria stricta). Weliswaar een paar oude, verkleurde vruchtlichamen, maar nog heel geschikt om in een kerststalletje de kribbe mee te vullen.

Paarse schijnridderzwam (Lepista nuda, boven links), Rechte koraalzwam (Ramaria stricta, boven rechts) en Gekraagde aardster (Geastrum triplex, onder) in Schepping
(foto’s Eef Arnolds).

19 december 2020. Stuifballen in plaats van kerstballen
Joop Verburg

Midden in Zuidwolde staat in de Hoofdstraat een  Paardenkastanje in een bak met zand, met daaromheen wat Klimop, nog bloeiend Klein kruiskruid en wat Straatgras. Tussen de Klimop en op het droge zand zag ik stuifzwammen staan. Wanneer je in het bolletje knijpt, stuift sporenstof naar boven. Omdat de bolletjes op een lange dunne steel staan, gaat het om een stuifbal (geslacht Tulostoma). Gezien de vlakke, niet geplooide en fijn gewimperde stuifopening lijken het mij Ruwstelige stuifballen (Tulostoma fimbriatum). Wel zijn ze erg groot in vergelijking met opgaven in de literatuur: vanaf 5 tot wel 12-15 cm hoog.
Ook de standplaats in Zuidwolde is afwijkend. Stuifballen zijn eigenlijk steppepaddenstoelen. De vier inlandse soorten komen in Nederland voornamelijk voor in open, warme, droge graslanden in de kalkhoudende kustduinen, maar de laatste jaren worden ze ook vaker in het binnenland aangetroffen (zie Verspreidingsatlas/paddenstoelen).
De Ruwstelige stuifbal is in Drenthe in 2014 ontdekt door Els Prins in de buurt van Havelte langs een oud schelpenpad op de grens van bos en heide. Hij is daar ook in latere jaren gevonden. Deze winter is de soort ook gezien door Robbert Vlagsma nabij het Aekingerzand in het Friese deel van het Drents-Friese Wold. Zoals op de foto’s te zien is, groeit de Ruwstelige stuifbal in Zuidwolde in humeus, grof zand. Dat zand is ongetwijfeld van elders aangevoerd en kan daardoor rijk aan kalk zijn.
De Kastanje in het perkje zag er overigens niet best uit. Op de gescheurde bast groeien Groene schelpzwammen,  een zwakteparasiet van loofbomen.


Gewimperde stuifbal (Tulostoma fimbriatum) in de Hoofdstraat van Zuidwolde
(foto’s Joop Verburg).

2 december 2020. Blauwe schijfjes
Ruud Lie en Eef Arnolds

Onlangs kreeg ik ter determinatie foto’s toegestuurd door Ruud Lie van een  hemelsblauw schijfzwammetje dat hij had gevonden op de basis van dode stengels van Koninginnekruid (Eupatorium cannabinum) in zijn tuin in Zeeuws-Vlaanderen. Ik ben geen specialist in zakjeszwammen (ascomyceten), maar vond de opvallende kleur zo intrigerend dat ik deze schijfjes wel nader wilde onderzoeken. Ruud stuurde me vers materiaal. De schijfjes waren 0,5-2 mm breed met een witte rand, glad en zacht van textuur. De opvallend slanke sporen maten 10-15 x 1,5 µm. In combinatie met het substraat leidden deze kenmerken naar de Konninginnekruidmollisia (Mollisia coerulans). Het Latijnse coerulea betekent (donker)blauw. Deze naam was voor dit materiaal al eerder gesuggereerd door de Zeeuwse mycoloog Henk Remijn. Twijfel omtrent de determinatie werd vooral ingegeven door de afbeeldingen van deze mollisia op Internet die overwegend grijze schijfjes laten zien, zoals van de meeste mollisia’s, hoogstens met een zwak blauw zweem. Een enkele keer is op de afbeeldingen de blauwe kleur intenser, maar nooit zo uitgesproken als in het hier afgebeelde materiaal.
Ten tijde van de Ecologische Atlas van paddenstoelen in Drenthe (2015) was de Konninginnekruidmollisia nog niet uit Drenthe bekend. Recent is deze soort op twee plekken gevonden in de Onlanden ten noorden van Peize. Hij komt ongetwijfeld op meer plekken voor. De soort groeit vooral aan de basis van dode stengels van Koninginnekruid, maar is ook op andere composieten gevonden, zoals Bijvoet en Knoopkruid.

    Koninginnekruidmollisia (Mollisia coerulans) op stengels van Koninginnekruid
(foto’s Ruud Lie).

20 november 2020. Kluiven op het kerkhof
Joop Verburg

Al zeker 25 jaar heeft de  Natuurvereniging Zuidwolde iedere herfst een excursie in het Faliebergbos van onze onder leiding van Bernhard de Vries, waarbij we altijd een kijkje nemen op de begraafplaats. Die plek blijkt rijk aan bijzondere paddenstoelen, hetgeen heeft geleid tot een gerichte mycologische inventarisatie aldaar. Dat heeft in de loop van de jaren al bijna 400 soorten opgeleverd.
Je vindt soms soorten die wat naam betreft nòg beter dan andere passen op een begraafplaats. De jaarlijkse overvloed aan Tranende franjehoed (Lacrymaria lacrymabunda) is daarvan een treffend voorbeeld, maar ook Zandputjes (Geopora arenicola) misstaan niet in deze omgeving. Datzelfde geldt voor kluifzwammen. In vorige jaren hadden we al vier soorten op de begraafplaats van Zuidwolde waargenomen: de  algemeen bekende Witte kluifzwam (Helvella crispa) en Zwarte kluifzwam (H. lacunosa), de vrij zeldzame Roetkluifzwam (H. atra) en één maal de zeldzame Nonnenkapkluifzwam (H. spadicea), tot op heden de enige vondst in Drenthe. Afgelopen week kwam daar de Holsteelkluifzwam (H. elastica) bij.
Genoeg te kluiven dus op de begraafplaats!

1 Witte kluifzwam 5 holsteelkluifzwam
Witte kluifzwam (Helvella crispa, links), Holsteelkluifzwam (H. elastica, rechts).

2 zwarte kluifzwam - kopie 3- Roetkluifzwam (1) - kopie 4 nonnenkapkluifzwam
Zwarte kluifzwam (Helvella lacunosa, links), Roetkluifzwam (H. atra, midden), Nonnenkapkluifzwam (H. spadicea, rechts) (foto’s Joop Verburg).

15 november 2020. Trechteroesterzwam, bijna vergeten
Joop Verburg

Corona-tijd biedt gelegenheid om rustig in je paddenstoelen-fotoverzameling te zoeken en in de boeken te studeren. Ik combineer de dingen door in mijn paddenstoelenboeken de fotonummers bij de soorten te zetten en tegelijkertijd te controleren of dat wel overal goed zit. Ik werkte vandaag met “The Encyclopedia  of Fungi of Britain and Europe” van Michael Jordan. Een prachtig boek maar met heel veel namen die inmiddels gewijzigd zijn, dus veel zoekwerk. Ik kwam bij de oesterzwammen en zag daar foto’s van de diverse soorten. Gewone oesterzwam: geen probleem, Geschubde oesterzwam ook al niet. Bleke oesterzwam. Ik had meerdere foto’s, maar….. daaronder stond in het boek een foto van de Trechteroesterzwam (Pleurotus cornucopioides), die mijn ineens deed denken aan een foto die ik in 2010 maakte in het Schoolbos aan de oostkant van Zuidwolde. Ik herinner het mij nog goed, want ik vond het schitterende exemplaren op een oude gevallen loofboom. Ik had ze destijds Bleke oesterzwammen ( P. pulmonarius) genoemd.
Natuurlijk keek ik even in de verrukkelijke  grote paddenstoelenatlas van Drenthe. Daarin worden twee vondsten ooit van de Trechteroesterzwam vermeld, dus het is bepaald een zeldzaamheid in Drenthe. Voor de zekerheid stuurde ik de foto’s naar Eef die bevestigde dat het om deze soort gaat: “Het is inderdaad de Trechteroesterzwam vanwege de lange stelem met ver aflopende lamellen die naar beneden toe met elkaar in verbinding staan, zoals (met enige moeite) te zien is, vooral bij het middelste exemplaar. Ook de tijd van het jaar (augustus) klopt goed, want de Trechteroesterzwam is een lente- en zomersoort. De Gewone oesterzwam fructificeert meestal later, maar de Bleke oesterzwam kan er ook vroeg bij zijn.”
Zo is deze vondst, die bijna vergeten was, toch nog aan het licht gekomen.

pleurotus cornucopiae trechteroesterzwam-001 - kopie
De Trechteroesterzwam (Pleurotus cornucopioides) in het Schoolbos van Zuidwolde in 2010 (foto Joop Verburg).

9 november 2020. De Kopervlok rukt op!
Eef Arnolds

Op 9 november stond een PWD-excursie gepland naar een paar sparrenbossen in Boswachterij Gieten die door Staatsbosbeheer op grond van de mycoflora als naaldbosreservaat worden beheerd. De publieke excursie moest wegens coronamaatregelen worden afgelast, maar we gingen toch met een paar mensen doelgericht op pad om de huidige situatie in de sparrenreservaten voor Staatsbosbeheer vast te leggen. We bezochten drie percelen, twee met fijnspar en één bosvak waar zilverspar is aangeplant, in Nederland een uitzonderlijke boomkeuze.
Een van de meest opvallende resultaten is dat in al deze drie percelen op diverse plekken de Kopervlokgordijnzwam (Cortinarius spilomeus) werd gevonden. Het is van boven een vrij onopvallende paddenstoel met een middelgrote, okerbruine tot grauwbruine hoed, maar de soort is van onderen direct herkenbaar aan de steel die bezet is met velumresten in de vorm van koperrode vlokjes. Hoewel in de praktijk de herkenbaarheid soms tegenviel, want soms moest de loep er aan te pas komen om nog wat rode vezeltjes op de steel te ontwaren.

Cortinarius spilomeus, 9-11Kopervlokgordijnzwam (Cortinarius spilomeus) in boswachterij Gieten (foto Eef Arnolds).

De Kopervlokgordijnzwam is een mycorrhizapartner van diverse naaldbomen, met in ons land een voorkeur voor spar en hij was tot voor kort uiterst zeldzaam. In de Ecologische Atlas van Paddenstoelen in Drenthe (Arnolds et al., 2015) worden drie vondsten genoemd, tevens de enige in Nederland. Volgens de NMV-Verspreidingsatlas is de soort nu van negen atlasblokken bekend, waarvan vier in Drenthe. Dit jaar is de Kopervlokgordijnzwam door Rob Chrispijn ook in een fijnsparrenbos bij Veenhuizen gevonden. Het aardige is dat we er in dit geval nagenoeg zeker van zijn dat deze paddenstoel zich in de vier genoemde naaldbosreservaten zeer recent heeft gevestigd, want deze terreinen zijn vaker bezocht en vijf jaar geleden uitgebreid geïnventariseerd. Ook een andere gordijnzwam, de Valse gordelsteelgordijnzwam (C. flos-paludis) heeft zich hier recent sterk uitgebreid.
Het betekent dat de mycoflora in de Drentse sparrenbossen zich nog steeds meer en meer ontwikkelt naar de paddenstoelenflora van natuurlijke sparrenbossen in Scandinavië en Centraal-Europa. Laten we hopen dat de letterzetter en bosbeheerders ons toestaan om deze boeiende ontwikkeling nog enige tijd te volgen.

27 oktober 2020. Een dozijn wasplaten op de begraafplaats van Zuidwolde!
Joop Verburg

Nog maar een week geleden schreef ik over de Geurende wasplaat (Hygrocybe russocoriacea) en de Grauwe wasplaat (H. irrigata) als nieuwe soorten op de begraafplaats in Zuidwolde. Ik hoorde van Erik Jan Plantinga dat het aantal Grauwe wasplaten zich had uitgebreid naar 15, dus ik ben daar vandaag maar weer even heengelopen. Dichtbij de plek van de Grauwe wasplaat zag ik een paar kleine paddenstoeltjes die mijn aandacht trokken. Glimmende hoedjes waarbij de eerste “gewoon” de Zwartwordende wasplaat (H. conica) was, maar de andere twee waren kleverig en vertoonden groene kleuren. Daarbij ging het natuurlijk om weer een nieuwe soort: het Papegaaizwammetje (H. psittacina). Daarmee is het dozijn wasplaten gecompleteerd! Jeroen, die met mij mee was, zag nog een donker glimmend bolletje en dat bleek een jong exemplaar van deze soort. Daarnaast vonden we in dit vak ook nog het zeer kleine Bezemkoraaltje (Ramariopsis tenuiramosa) naast verschillende knotszwammen en satijnzwammen. Allemaal soorten die passen bij een oud, schraal grasland op iets lemige zandgrond.

papegaaizwammetje begraafplaats Zuidwolde - kopie   bezemkoraaltje - kopie
Papegaaizwammetje (Hygrocybe psittacina, links) en Bezemkoraaltje (Ramariopsis tenuiramosa, rechts) op de begraafplaats in Zuidwolde (foto’s Joop Verburg).

 Ongelofelijk dat we op een gebied van nauwelijks 1 hectare zoveel juweeltjes vinden. Het oudste deel van de begraafplaats is al bijna 200 jaar oud. 200 Jaar geen sterk verstorende activiteit, geen bemesting, geen grote machines. We zijn in druk overleg met de beheerder om het beheer zorgvuldig voort te zetten. Het plan van de Natuurvereniging Zuidwolde  voor een publicatie over de historische waarden en de natuurwaarden van de begraafplaats in Zuidwolde, krijgt steeds meer  betekenis.

23 oktober 2020. Een aangename verrassing: de Blozende schijnridderzwam
Henk Pras

Op vrijdag 23 oktober toog een trio mycoloten, Covid-19 trotserend, naar het Noordsche veld tussen Norg en Donderen (km-hok 229 – 566). De berm vanaf de parkeerplaats naar het bos stond bezaaid met de niet alledaagse Bruine grauwkop (Lyophyllum confusum). Ik kende hem uit het “Buinerbosje” bij sparren. Hier stonden loofbomen met hier en daar een den.
Tussen al dit “schoons” stond een groepje blozende onbekenden die ook nog geparfumeerd roken. De kleur van de lamellen deed me denken aan zalmplaten (Clitopilus), maar thuis sprak de microscoop andere taal. Zalmplaten hebben sporen met wratjes of lijsten en van dit geval waren de sporen glad en opvallend klein: 4,5-5 x 2-3 µm. Frustratie alom. Daar kan ik `s nachts wakker van liggen.
Echter …. Ik stuurde een foto aan Eef en hij zag in één oogopslag dat het de zeldzame Blozende schijnridderzwam (Lyophyllum martiorum) moest zijn. Dat bleek helemaal te kloppen.
Nu herinner ik me de PWD-excursie naar het Eexterveld en landgoed Terborgh d.d. 22-10-2011 waar ik om 15.33 uur de eerste vondst uit de brandnetels langs een schelpenfietspad peurde. Dat was de eerste waarneming in Nederland, die nog net in de Paddenstoelenatlas van Drenthe (2015) kon worden opgenomen. Inmiddels toont de NMV-Verspreidingsatlas zeven vindplaatsen, waarvan vier in Drenthe.

Lepista martiorum Blozende schijnridderzwam. Eexterveld - kopie
Blozende schijnridderzwam (Lepista martiorum) bij het Noordsche Veld. Foto Henk Pras.

20 oktober 2020. De Roetkluifzwam bij het Blauwe Meer en Oude Willem
Hans Post

Op 20 oktober vond ik een voor mij nieuwe kluifzwam. Ik determineerde hem als Roetkluifzwam (Helvella atra). Twee exemplaren (foto 1) stonden langs het fietspad aan de oostzijde van het Blauwe Meer in de grazige, bemoste berm (52°52’42’’N- 06.24’24’’E). Het is een voormalig schelpenfietspad met zowel naald- als loofbomen nabij. Uitgespoelde schelpenpaden zijn als karakteristieke vindplaatsomstandigheden van deze soort bekend (Ecologische Atlas van Paddenstoelen in Drenthe, Arnolds et al., 2015).
Twee dagen eerder, op 18 oktober, vond Rita Bergsma in de berm langs het fietspad tussen Oude Willem en Diever eveneens de Roetkluifzwam (vier exemplaren). Zij plaatste foto’s daarvan in een van de paddenstoelengroepen op Facebook. Hij werd in eerste instantie gedetermineerd als een Zwarte kluifzwam (Helvella lacunosa), maar nader onderzoek door Rita op 19 oktober bevestigde dat het hier eveneens om de Roetkluifzwam ging (foto 2). De soort verschilt duidelijk van de Zwarte kluifzwam, o.a. door de vorm van de hoed en de niet geribde steel.
In de Ecologische Atlas van Paddenstoelen in Drenthe staat de Roetkluifzwam als zeer zeldzaam met elf vindplaatsen in de provincie. Op Waarneming.nl worden voor de periode 2015-2020 zeven waarnemingen uit Drenthe vermeld, inclusief mijn eigen waarneming. De Roetkluifzwam staat als kwetsbaar op de Nederlandse Rode Lijst.

foto 1 Roetkluifzwam Blauwe Meer   foto 4 Roetkluifzwam vindplaats nabij Diever
Roetkluifzwam (Helvella atra) bij het Blauwe Meer (links, foto Hans Post) en bij Diever (rechts, foto Rita Bergsma).

19 oktober 2020. De Geurende  en Grauwe wasplaat op de begraafplaats van Zuidwolde
Jan Erik Plantinga en Joop Verburg

Iedereen die zich een beetje verdiept in de mycologie zal opveren bij het woord wasplaten. Wasplaten zijn de orchideeën onder de paddenstoelen. Ze zijn opvallend gekleurd en  groeien altijd in bijzondere milieus. De meeste soorten zijn karakteristiek voor graslanden op voedselarme, langdurig ongestoorde grond. Sommige soorten zoals het knalrode Vuurzwammetje (Hygrocybe miniata) en het  ivoorwitte Sneeuwzwammetje (Hygrocybe virginea) zijn wat minder kritisch, maar de meeste andere soorten krijg je maar zelden te zien. Ze hebben opvallende kleuren en prachtige namen, zoals de felrode Kabouterwasplaat (H. insipida), de oranje Puntmutswasplaat (H. acutoconica), de gele Elfenwasplaat (H. ceracea) en de dieprode Granaatbloemwasplaat (H.punicea). Er is ook een wasplaat die jong helemaal groen is en altijd een groen zweem behoudt, het Papegaaizwammetje (H. psittacina).
Rond Zuidwolde zijn verschillende natuurgebieden waar enkele soorten wasplaten voorkomen. Het rijkste wasplatengebied van Zuidwolde is, als het om het aantal soorten gaat, de begraafplaats.  En dat niet alleen; het is momenteel ook verreweg het soortenrijkste wasplatenterrein van Drenthe! Al jaren kijken leden van de Natuurvereniging Zuidwolde naar de paddenstoelenflora aldaar en het aantal waargenomen soorten nadert de 400.
Vandaag waren we opnieuw op zoek op de begraafplaats. Jan Erik had daar vorige week de Geurende wasplaat (H. russocoriacea) gevonden, een soort die in Drenthe maar op een paar plekken bekend is (Ecologische Atlas van Paddenstoelen in Drenthe, Arnolds et al., 2015). Deze wasplaat lijkt op het Sneeuwzwammetje, maar hij ruikt verrukkelijk en sterk zoetig, volgens de boekjes  naar cederhout of juchtleer. Wanneer er veel bij elkaar staan kun je ze al van afstand ruiken.

DSC07094 geurende wasplaat
Geurende wasplaat (Hygrocybe russocoriacea) op de begraafplaats van Zuidwolde
(foto Joop Verburg).

We zagen vandaag de Zwartwordende wasplaat, de Puntmutswasplaat en het Sneeuwzwammetje, maar tegen het eind van de middag op het oudste deel van de begraafplaats zagen we een bruine paddenstoel die ons naar adem deed happen. Het ging om de Grauwe wasplaat (H. irrigata), een soort die nu eens geen heldere kleuren vertoont. Hij is gemakkelijk te herkennen aan de zeer slijmige, licht tot donker grijsbruine hoed en steel in combinatie met de dikke, licht getinte, wasachtige lamellen. De Grauwe wasplaat stelt hoge eisen stelt aan zijn groeiplek, wat wel blijkt uit het feit dat hij maar één keer eerder in Drenthe is gevonden, bij Foxwolde in 2001 (Ecologische Atlas van Paddenstoelen in Drenthe, Arnolds et al., 2015).

GRAUWE WASPLAAT
Grauwe wasplaat (Hygrocybe irrigata) op de begraafplaats van Zuidwolde
(foto Joop Verburg).

Een dansje op een begraafplaats is ongepast, maar wij waren de koning te rijk. Het is de elfde soort wasplaat op de begraafplaats van Zuidwolde en het laat zien wat voor bijzonder gebied dit is met oude, onbemeste en betrekkelijk ongestoorde stukjes grasland die met zorg onderhouden worden.

15 oktober 2020. Teervlekkenzwammen
Jaap Veneboer en Eef Arnolds

Jaap Veneboer zond bijgaande fraaie foto’s van de Valse teervlekkenzwam (Ischnoderma resinosum), door hem gevonden op een dode beukenstam op de Bisschopsberg bij Darp. Zoals de Nederlandse naam al suggereert is dit een dubbelganger van de Teervlekkenzwam (I. benzoinum), een vrij algemene paddenstoel op dode stammen en stronken van naaldbomen, vooral dennen en sparren. Beide soorten hebben een aanvankelijk fijn behaarde, bruine, zwak gezoneerde hoed die later glad wordt en pleksgewijs glanzend zwart verkleurt. Daaraan ontlenen de paddenstoelen hun Nederlandse namen. Vruchtlichamen van beide teerzwammen zijn voor buisjeszwammen vrij zacht en scheiden in vochtige toestand jong bloedrode, later  bleekoranje druppels uit. Die zijn op de foto’s mooi te zien.

foto 5a - kopiefoto 5b - kopieDe Valse teervlekkenzwam (Ischnoderma resinaceum) op een beuk op de Bisschopsberg bij Darp (foto’s Jaap Veneboer).

Tot voor kort was alleen de Teervlekkenzwam uit Nederland bekend. De Valse teervlekkenzwam wordt nog niet vermeld in de Standaardlijst van Nederlandse paddenstoelen van 2013 en de Ecologische Atlas van Paddenstoelen in Drenthe uit 2015. De eerste vondst werd in Nederland gedaan in 2012 bij Slochteren en beschreven door  Osieck & Wassink in Coolia 56: 66. 2013. Inmiddels is de soort reeds uit 63 atlasblokken bekend met een zwaartepunt op de Veluwe en in Salland (zie kaart in NMV verspreidingsatlas). Kennelijk breidt de soort zich razendsnel uit, iets dat vaker bij houtzwammen gebeurd is. In Drenthe is de Valse teervlekkenzwam ook al van zes plaatsen bekend.
Een belangrijk verschil tussen beide teerzwammen is het substraat: de Teervlekkenzwam groeit hoofdzakelijk op naaldhout, heel zelden op loofbomen en nooit op Beuk; De Valse groeit alleen op loofbomen met een uitgesproken voorkeur voor Beuk. Er zijn ook andere onderscheidende kenmerken. De Valse teervlekkenzwam heeft dikkere vruchtlichamen (10-25 mm) en een meer afgeronde hoedrand dan de Teervlekkenzwam. Ook zijn de poriën en het vlees bij de Valse teervlekkenzwam witachtig tot bleek bruin, bij de  Teervlekkenzwam donkerder bruin. Ter illustratie zijn hieronder ook twee foto’s van de Teervlekkenzwam opgenomen.

Ischnoderma benzoinum - Teervlekkenzwam 001 - kopie
Ischnoderma benzoinum - Teervlekkenzwam 002 - kopie
De Teervlekkenzwam (Ischnoderma benzoinum) op een den in het Reestdal bij de Wildenberg; onder zeer jonge vruchtlichamen (foto’s Jaap Veneboer).

10 oktober 2020. Nog drie nieuwe brandplekpaddenstoelen op het Doldersumerveld.

Ronald Morsink heeft na een heftige heide- en bosbrand  op het Doldersumerveld in 2018 de vestiging van brandplekpaddenstoelen aldaar bestudeerd. Over zijn waarnemingen in  2018 en 2019 is daarover een rapport verschenen (zie de pagina Publicaties). In 2020 heeft hij zijn onderzoek voortgezet en hij berichtte dat hij tot zijn verbazing de afgelopen maand nog drie soorten aan de lijst kon toevoegen. De eerste is de Zemelige brandplekbekerzwam (Peziza echinospora), een forse geelbruine tot roodbruine bekerzwam met een zemelige buitenkant die wordt  gekenmerkt door elliptische, fijn gestekelde sporen. Deze soort is in Drenthe zeer zeldzaam en staat als bedreigd op de landelijke Rode Lijst. Het  Bruin ballonbekertje (Sphaerosporella brunnea) is eveneens bruin, maar veel kleiner en de buitenkant is dicht bezet met bruine haren. Ook deze soort is in Drenthe zeer zeldzaam en hij geldt als ernstig bedreigd.

Zemelige brandplekbekerzwammm Bruin ballonbekertje-2
Zemelige brandplekbekerzwam (Peziza echinospora) en Bruin ballonbekertje (Sphaerosporella brunnea) op het Doldersumerveld (foto’s Ronald Morsink).

De Zwarte korstkogelzwam (Hypoxylon mediterraneum) is een nieuwe soort van Drenthe en landelijk van enkele ver uiteen gelegen plekken bekend. De zwarte, korstvormige vruchtlichamen groeiden in het Doldersumerveld op verbrand hout van een staande boomstam. Hij is echter niet gebonden aan verbrand hout, maar kan ook op warme, geëxponeerde plekken groeien, zoals kapvlaktes.

zwarte korstkogelzwam
Zwarte korstkogelzwam (Hypoxylon mediterraneum) op het Doldersumerveld
(foto’s Ronald Morsink).

5 oktober 2020. De Purperrode russula bij Hooghalen, een nieuwe sparrenbegeleider voor Drenthe
Eef Arnolds

De Purperrode russula (Russula queletii) is een obligate mycorrhizapartner van Fijnspar. Al vele jaren doen Rob Chrispijn en ik uitgebreid mycologisch onderzoek in sparrenbossen in Drenthe en toch waren we deze paddenstoel nog nooit tegengekomen. Dat is niet zo verwonderlijk, want deze russula is kenmerkend voor sparrenbossen op kalkrijke, liefst lemige en kleiïge bodems. Daar is de soort in Centraal-Europa vrij algemeen. In Nederland is het een zeldzaamheid. Hij was vooral bekend van sparrenaanplanten in de IJsselmeerpolders, maar daar zijn inmiddels veel sparrenbossen gekapt en de Purperrode russula is er sterk achteruitgegaan. Ook in Zuid-Limburg liggen een paar bekende vindplaatsen.
Toch lijken ook in Drenthe geschikte vindplaatsen voor de Purperrode russula in principe aanwezig, namelijk de bermen van schelpenpaden door sparrenbossen en daarnaast oudere sparrenplantages op voormalige landbouwgrond, zoals het roemruche Buinerbosje. Daar komen ook andere basenminnende sparrensynbionten voor, zoals de Peenrode melkzwam (Lactarius deterrimus) en Slijmige spijkerzwam (Gomphidius glutinosus). Die plaatsen worden veelvuldig door mycologen bezocht, maar de Purperrode russula was er nooit gevonden. Tot ik vandaag vanaf de fiets een groepje zeer donker getinte russula’s ontwaarde in de grazige berm van de weg ‘Hemeloor’ door Boswachterij Hooghalen. Ze groeiden zij aan zij met een groep peenrode melkzwammen nabij een groep oude sparren, de enige naaldboom in de verre omtrek. Ik herkende de Purperrode russula verder aan de typische licht roomkleurige tint van de lamellen en de sterke fruitige geur (volgens sommigen exact de geur van kruisbessenjam). De microscoop bevestigde de determinatie: de sporen waren bezet met lange, spitse stekels.
Voorzichtigheid is geboden, want er is een veel algemenere dubbelganger die vaak met de Purperrode russula wordt verward, de Duivelsbroodrussula (Russula drimeia). Die paddenstoel groeit weliswaar meestal onder Grove den, maar soms onder Fijnspar. Hij verschilt van de Purperrode russula in het veld vooral door het ontbreken van de zoete geur en de citroengele lamellen, verder door een minder slanke habitus en een meer violette hoedtint. De sporen zien er heel anders uit, versierd met afgeronde wratjes, gedeeltelijk onderling verbonden door lage kammen .
Op Waarneming.nl wordt één goedgekeurde waarneming van de Purperrode russula in Drenthe gemeld, in 2015 bij Emmermeer door M. van der Leij, maar liefst 100 vruchtlichamen bijeen. De bijgevoegde foto lijkt echter veel meer op de Duivelsbroodrussula. In de opmerkingen meldt de waarnemer dat de paddenstoelen bij dennen groeien, hetgeen deze veronderstelling bevestigt, want de Purperrode russula is gebonden aan spar. Hier heeft een moderator van Waarneming.nl zitten slapen, en dat lijkt niet de enige keer te zijn. De meeste foto’s op die site onder de naam ‘Purperrode russula’ lijken mij fout gedetermineerd.
Op de NMV-verspreidingsatlas staan ook twee oudere stippen van voor 2010 in het westen van Drenthe. Deze waarnemingen konden niet worden geverifieerd en zijn niet opgenomen in de Ecologische Atlas van Paddenstoelen in Drenthe. De verspreidingskaart van de Purperrode russula in Nederland is onbetrouwbaar en hoognodig aan een revisie toe! Het is ongetwijfeld een uitgesproken zeldzame soort in plaats van ‘vrij algemeen’, zoals in de verspreidingsatlas wordt beweerd.

Russula queletii
De Purperrode russula (Russula queletii) in Boswachterij Hooghalen; rechts een vruchtlichaam van de Peenrode melkzwam (Lactarius deterrimus) (Foto Eef Arnolds).

6 september 2020. Staalsteelalert!!!
Eef Arnolds

Al een dikke twee weken ben ik achter mijn huis bezig met het systematisch uittrekken en uitspitten van opslag van wilgen, berken en eiken in het grasland van het natuurontwikkelingsgebied van Schepping. Een gigantische klus, want het staat er vol met duizenden jonge boompjes. Ze worden weliswaar jaarlijks afgemaaid, maar desondanks ontwikkelen ze ’s zomers steeds langere scheuten, zodat het nu plaatselijk meer lijkt op een jong bos dan op grasland. En dat is niet mijn bedoeling.
Tijdens het trekken van boompjes viel  mijn oog vandaag bij toeval op een paar schubbige, violetbruine hoedjes tussen het mos. Ze bleken vast te zitten aan dunne, blauwe stelen. Staalsteeltjes dus! Daarvan gaat mijn hart altijd een beetje sneller kloppen. Na microscopisch onderzoek bleek dit paddenstoeltje het zeldzame Blauwbruin staalsteeltje (Entoloma pseudocoelestinum) te zijn. In de directe omgeving daarvan groeiden  nog twee andere staalsteeltjes, allebei herkenbaar in het veld. De Bruine zwartsneesatijnzwam (E. caesiocinctum) heeft een karakteristieke combinatie van een bruine hoed, blauwe steel en aanvankelijk blauwachtige lamellen met een donkerblauw gekartelde snede. Een prachtige paddenstoel! Een subtiel kleinood is het zeer zeldzame Grootsporig staalsteeltje (E. cyanulum) met een gewelfd blauw hoedje tot 1 cm breed en bijna vrije, aanvankelijk witte lamellen, contrasterend met een rank, blauw steeltje.
Deze vondsten waren voor mij aanleiding om ook elders in het grasland naar deze paddenstoeltjes te speuren, maar vergeefs. Ze groeiden alleen maar gezellig bij elkaar op twee vierkante meters, waaraan voor mij niets bijzonders was te zien. Raadselachtig.

   Blauwbruin staalsteeltje (Entoloma pseudocoelestinum) links, Bruine zwartsneesatijnzwam (E. caesiocinctum) rechts, beide in Schepping bij Beilen (foto’s Eef Arnolds).

Wel vond ik in een paar vierkante meter heischraal grasland bij de tuinvijver nog  een ander staalsteeltje, voorzien van een wat paarsig bruine, diep gestreepte hoed met alleen schubjes in het centrum, bleekroze lamellen en een lichtgrijze steel met zwakke blauwe inslag. De paddenstoel kwam mij onbekend voor. Daaraan moest  weer de microscoop te pas komen. Ik kwam met de standaardwerken van Noordeloos zonder problemen uit op de Porfiergrijze satijnzwam (E. porphyrogriseum). Deze soort   lijkt veel op de kleinsporige variëteit  van het Somber staalsteeltje (E. polipus var. parvisporigerum), maar die heeft een ongestreepte, sterk schubbige, bruine hoed en een donkerblauwe steel. De Porfiergrijze satijnzwam is pas onlangs aan de Nederlandse lijst is toegevoegd. De verspreidingsatlas toont twee stippen, bij Oostvoorne en bij Mook. Een mooie aanwinst voor Drenthe dus!

Grootsporig staalsteeltje (Entoloma cyanulum) links, Porfiergrijze satijnzwam
(E. porphyrogriseum) rechts, beide in Schepping bij Beilen (foto’s Eef Arnolds).

Staalsteeltjes zijn zeer kenmerkend voor waardevolle, stabiele, schrale graslandvegetaties, inclusief wegbermen. De meeste soorten zijn zeldzaam en ze staan bijna allemaal op de Rode Lijst. Ze vormen vroeg in het seizoen vruchtlichamen kort na flinke regenval, met een optimum in september. Gunstige omstandigheden doen zich maar af en toe voor. Vandaar dus het Staalsteelalert. Het is de moeite waard om nu op pad te gaan en in geschikte terreinen te zoeken naar deze prachtige paddenstoeltjes. Later in het jaar kun je op hun groeiplaatsen wasplaten, knotszwammen en aardtongen verwachten. Succes!


31 augustus 2020. Het Veenmosvuurzwammetje (Hygrocybe coccineocrenata) op  de Takkenhoogte en bij Schrapveen
Joop Verburg

Op 27 augustus 2020 -het was ’s middags redelijk weer met nu en dan een zonnetje en droog- ben ik naar de Takkenhoogte gefietst. Doel was om te zien of daar al wat paddenstoelen de kop opstaken in verband met de voorgenomen excursie van de PWD op 31 augustus in Assen. In de bosranden zag ik geen enkele paddenstoel. Op het grote heideveld kwam ik alleen een paar bekende mestzwammen tegen: Mestkaalkopjes (Deconica coprophila) en Donzige breeksteeltjes (Conocybe pubescens). Geen gunstige voortekenen voor de excursie dus, die inmiddels dan ook is afgelast.
Gelukkig zie je nog wel allerlei andere interessante dingen, met als hoogtepunt een Kleine vuurvlinder die een eitje afzette op een mini-plantje van de Schapenzuring. Zowel de eileggende vlinder als het eitje kon ik fotograferen.  Hoewel deze website over paddenstoelen gaat, wil ik jullie een foto toch niet onthouden.

   
Kleine vuurvlinder legt eitjes op Schapenzuring in Takkenhoogte (links), het eitje op Schapenzuring (rechts) (foto’s Joop Verburg).

Bij de grote plas in het midden is de rand onbegroeid. Die wordt kaal gehouden door ganzen en andere watervogels, maar in de grasrand daaromheen stonden honderden Veenmosvuuurzwammetjes   (Hygrocybe coccineocrenata). Hoewel  nergens veenmos groeide, was het onmiskenbaar vanwege de langs de steel aflopende wittige plaatjes en de bruine schubben op de hoed van volgroeide exemplaren.  In één opzicht wordt je eerst wel op het verkeerde been gezet, want deze wasplaatjes zijn bijna net zo teer en breekbaar als het Broos vuurzwammetje (H. helobia). Ieder paddenstoeltje dat je aanraakt valt direct uit elkaar. Die soort heeft echter geen aflopende lamellen en geen donkere schubjes op de hoed.
Een paar dagen eerder was ik met de plantenwerkgroep van Zuidwolde in Schrapveen; een prachtig en oeroud nat  gebied langs de Reest, in beheer bij Het Drentse Landschap. Door elkaar heen staan daar plantenjuweeltjes als Draadrus, Draadzegge en het nog zeldzamer Stijf struisriet, afgewisseld en  versierd met vele honderden exemplaren van de Blauwe knoop. Ook daar vonden we – maar nu wel tussen het veenmos- Veenmosvuurzwammetjes. Op die plek waren ze al wel bekend. Op de Takkenhoogte nog niet.
Eef Arnolds vertelde me dat deze fraaie wasplaatjes nu ook bij honderden staan op de lemige oevers van een plas in zijn natuurgebied Schepping bij Beilen. Daarover heeft hij eerder bericht in deze rubriek op 11 juli 2019. Dit jaar zijn ze daar een dikke maand later en veel talrijker.

   
Veenmosvuuurzwammetje  (Hygrocybe coccineocrenata) op Takkenhoogte
(foto’s Joop Verburg).


1 augustus 2020. Vroege inktvis op het droge
Eef Arnolds
Gerrit Remmelzwaal stuurde me op 31 juli een paar fraaie opnames van de fotogenieke Inktviszwam (Clathrus archeri). Hij ontdekte een groep van zeven vruchtlichamen op een met houtsnippers bedekt wandelpad tussen Coevorden en Steenwijksmoer. Uit het zuiden van Drenthe waren nog geen waarnemingen bekend. Vondsten zo vroeg in het jaar zijn niet uitzonderlijk. De meeste Inktviszwammen worden gemeld in  augustus en september.

   Inktviszwam (Clathrus archeri) bij Coevorden (foto’s Gerrit Remmerzwaal).


17 maart 2020. Lentebekers!
Op 11 maart vond Rita Sikkema in Het Drents-Friese Woud een groep van de Grote voorjaarsbekerzwam (Discina ancilis). Rita schrijft hierover: ‘Op mijn dagelijkse fietsroute fiets ik vaak langs de ruïne van Uilenhorst. Dit keer zou ik richting Diever gaan, maar gelijk na de brug over de Tilgrup stonden deze prachtige zwammen langs het fietspad op een oude stobbe. Dus gelijk in het begin van mijn route heb ik al een dansje gemaakt. Omdat ik de Grote voorjaarsbekerzwam vorig jaar ook had gevonden bij het Groote Veen te Appelscha, dacht ik enigszins te weten wat het was. Dat is door Eef Arnolds op grond van de foto bevestigd. Een fraaie zeldzaamheid dus.’

Grote voorjaarsbekerzwam (Discina ancilis) in het Drents-Friese Wold (Foto Rita Sikkema).

De  Grote voorjaarsbekerzwam is door Rita Sikkema aangetroffen langs de Houtvester Jansenlaan aan de oostkant van de Tilgrup, enkele meters over de provinciegrens met Friesland. In de Ecologische Atlas van Paddenstoelen in Drenthe wordt slechts één vondst gemeld uit 2010 in een oude sparrenopstand (het befaamde ‘zwarte-bekerzwammen-bos’) elders in het Drents-Friese Woud. Dat perceel is inmiddels vrijwel helemaal gekapt en de soort is er nooit teruggezien.
Daarna is de Grote voorjaarsbekerzwam op 23 maart 2019 gefotografeerd door Boelie Boelens in de Emmerdennen. Alle vondsten in Drenthe zijn gedaan op deels vermolmde stronken of halfbegraven stammen van Fijnspar op vochtige, tamelijk voedselrijke grond.

Op 14 maart waren in Schepping al twintig jonge Bokaalkluifzwammen te zien op een bekende vindplaats bij een eik aan de rand van een bekalkt grasland op leem. Ze zijn dit jaar extreem vroeg, net als veel andere voorjaarspaddenstoelen. In Drenthe stamt 78% van de waarnemingen uit mei, 18 % uit april, 2% uit augustus en slechts 2% uit maart (n=51) (Arnolds, Chrispijn & Enzlin, Ecologische Atlas van Paddenstoelen in Drenthe 2. 2015).

Bokaalkluifzwam (Helvella acetabulum) in Schepping (Foto Eef Arnolds).

2 maart 2020. Tijd voor mummiekelkjes
De overgang van winter naar voorjaar is de geschikte  tijd om te speuren naar mummiekelkjes (geslacht Ciboria). Het zijn gesteelde, bruine kelkjes van enkele mm tot 1 cm breed die groeien op katjes en zaden van diverse bomen en struiken. De meest bekende soort is het Elzenkatjesmummiekelkje  (Ciboria amentacea) dat meestal groeit op overjarige mannelijke katjes van elzen, soms ook op wilgenkatjes. Froukje Jongbloed stuurde een foto toe van deze soort op het laatste substraat.

Elzenkatjesmummiekelkje  (Ciboria amentacea) op wilgenkatje
(Foto Froukje Jongbloed).

Zij vond in februari ook een heel bijzondere soort: het Hazelmummiekelkje (Ciboria coryli). Deze soort is in Nederland zeer zeldzaam en was pas één keer eerder in Drenthe gevonden, in 2010 door Anneke Palthe in een bossingel bij Anderen (Arnolds, Chrispijn & Enzlin, Ecologische Atlas van Paddenstoelen in Drenthe 3 : 367. 2015).

Froukje schrijft hierover het volgende:

2 en 3 februari 2020 : Het Hazelmummiekelkje in het Kyllotsbos te Smilde
Op zondagmiddag 2 februari  ging ik nog even een wandeling maken door het Kyllotsbos richting Kortewegsbos in Smilde. Vrij laat omdat het de hele dag erg buiig was geweest. In een verbindingsbosje, met hazelaars aan de rand , vond ik het Hazelmummiekelkje. Piepkleine kelkjes van ca. 3 mm breed, bleek bruin van kleur, op een hazelaarkatje. Hier had ik al een aantal jaren vergeefs naar gezocht. Blijkbaar te laat of onder te droge omstandigheden. Vanwege het bewolkte weer en het  late tijdstip was het moeilijk  een goede foto te maken. Dus dan morgen  maar, dacht ik.  Helaas, was dat makkelijker gezegd dan gedaan! Ondanks mijn “markering” waren ze onvindbaar.
Teleurgesteld liep ik weer richting  huis. Bijna thuis kon ik het toch niet laten om nog even op de begraafplaats te kijken. Daar staan tenslotte meerdere hazelaars.  En ja, deze keer viel mijn oog op wel vijf exemplaren. Na veel volharding is het mij dus toch gelukt om het Hazelmummiekelkje voor de lens te krijgen.

Hazelmummiekelkje (Ciboria coryli) (Foto Froukje Jongbloed).

8 februari 2020. Oranje oesterzwam bij de Boerenveensche Plassen
Hero Moorlag & Eef Arnolds

Vanochtend fotografeerde Hero Moorlag uit Hoogeveen in het bos ten noorden van de Boerenveensche Plassen een fraaie groep oranje houtzwammen op een liggende berkenstam. De paddenstoelen werden door hem aanvankelijk bij Waarneming.nl opgegeven als Scherpe schelpzwam. Henk Monster uit Schaarsbergen herkende hem van de foto’s echter als de Oranje oesterzwam, onder andere op grond van de ruwe beharing op de hoeden. Bovendien is de kleur veel helderder oranje dan bij de Scherpe schelpzwam. De vruchtlichamen van de Oranje oesterzwam zijn aanmerkelijk groter en  ongesteeld. Een goed veldkenmerk  is ook de sterke, onaangename geur die aan ouderwets gas of rottende kool doet denken.
De Oranje oesterzwam is niet opgenomen in de Drentse paddenstoelenatlas (Arnolds et al., 2015) omdat de soort destijds nog niet uit Drenthe bekend was. Een reden te meer om hier aandacht aan deze paddenstoel te besteden. Hij wordt pas sinds 2005 uit Nederland wordt gemeld, maar heeft zich razend snel over het land uitgebreid. De Oranje oesterzwam is nu al uit 120 atlasblokken bekend is (www.verspreidingsatlas.nl). Het is dus een succesvolle nieuwkomer, ook in Drenthe (nu 13 atlasblokken). Hero vond hem al een keer eerder, samen met Bart Pijper; op 12 november 2016 op een liggende berkenstam in het Kremboongbos bij Stuifzand.
De Oranje oesterzwam is geen exoot, want hij is uit delen van West- en Midden-Europa al lang bekend. De oorzaak van de snelle expansie is raadselachtig. Klimaatopwarming kan geen rol spelen, want de soort heeft in Europa een overwegend noordelijke en montane verspreiding. Hij is algemeen in Noorwegen, Zweden en Finland, maar geldt (of gold) als zeer zeldzaam in Denemarken waar hij zelfs als bedreigd op de Rode Lijst staat! (Funga nordica, 2012). In Zuidwest-Duitsland is (of was) de Oranje oesterzwam voornamelijk bekend van middelgebergten (400-800 meter) en nauwelijks uit het laagland (Krieglsteiner, Die Grosspilze Baden-Württembergs 3, 2001). Als belangrijkste waardplanten gelden in Scandinavië fijnspar en berk, in Zuidwest-Duitsland fijnspar, gevolgd door den en beuk.

 
Oranje oesterzwam (Phyllotopsis nidulans), links van de Boerenveensche Plassen (2020), rechts van het Kremboongbos (2016) (foto’s Hero Moorlag).

31 januari 2020. Echt judasoor op een ongewone hangplek
Eef Arnolds

Op 31 januari was ik in Schepping bezig met het schoon maken van nestkasten voor het nieuwe broedeizoen. Op een steenuilenkast vond ik tot mijn verbazing twee flinke kluiten vruchtlichamen van Echt judasoor (Auricularia auricula-judae). De uilenkast was vervaardigd van waterbestendige spaanplaat en aan de buitenkant bewerkt met groene buitenverf. Hij was op de plek van de judasoren bijna helemaal vergaan, zodat de vogelwoning (helaas nog steeds wachtend op een steenuil) onbewoonbaar moest worden verklaard. Bij de schoonmaak van vorig jaar was er nog geen paddenstoel of aantasting te zien. Een aanwijzing dat Echt judasoor spaanplaat snel en efficiënt kan afbreken.
Voor zo ver bekend is dit de eerste keer dat Echt judasoor op bewerkt hout is aangetroffen. Vóór 1970 was deze paddenstoel in Nederland een typische soort van de duinen en Zuid-Limburg en in Drenthe een grote zeldzaamheid. Sindsdien heeft hij zich sterk uitgebreid en tegenwoordig is hij ook in Drenthe algemeen. Destijds was Echt judasoor vrijwel beperkt tot oude vlierstruiken. Vlier is nog steeds de belangrijkste waardplant met 87% van de waarnemingen, maar hij is volgens de Drentse paddenstoelenatlas ook bekend van o.a. esdoorn, beuk, eik, brem en wilg (Arnolds et al., 2015). In Zuidwest-Duitsland is slechts 68% van de opgaven afkomstig van vlier. Andere belangrijke waardbomen zijn daar beuk (8%), esdoorn (5%), wilg (3%) en es (3%) (Krieglsteiner, Die Grosspilze Baden-Württembergs 1, 2000).
Het komt achteraf niet helemaal als verrassing dat Echt judasoor op spaanplaat is aangetroffen. De soort wordt, vooral in Oost-Azië, op grote schaal voor consumptie gekweekt op voedingsbodems van zaagsel of op een mengsel van stukjes loofhout en graan (zie bijvoorbeeld de website http://www.mycelia.be). De vruchtlichamen zijn tamelijk elastisch en vrijwel smakeloos, maar er wordt in de traditionele geneeskunde grote geneeskracht aan toegekend (zie bijv. www.out-grow.com).
Ik houd me aanbevolen voor meldingen van andere vondsten van Echt judasoor op afwijkende substraten.

 
Echt judasoor (Auricularia auricula-judae) op een steenuilenkast in Schepping
in Holthe bij Beilen (foto’s Eef Arnolds).

23 Januari 2020. Het Leermostrechtertje in het Steenberger Oosterveld
Jan-Erik Plantinga en Joop Verburg

Het is een grijze maar niet al te koude dag op 23 januari 2020, wanneer we naar het Steenberger Oosterveld fietsen om te kijken of er nog bijzonderheden op het veld te zien zijn. Het Steenberger Oosterveld ligt ten oosten van Zuidwolde en is in beheer bij Stichting Het Drentse Landschap (HDL). Er is regelmatig contact tussen HDL (Harald de Graaff) en onze Natuurvereniging Zuidwolde. Dat maakt dat je met plezier er naar toe gaat om  te kijken hoe de ontwikkeling is en of er iets nieuws of bijzonders te zien is. We gaan het gebied in en we zetten aan de rand van het afgeplagde gedeelte onze fiets neer. We lopen 5 meter het veld in als Jan-Erik stilstaat bij een mosje dat hij niet kent. Opgetogen neemt hij het mee voor onderzoek. Het blijkt de Grijze bisschopsmuts, een zeldzame soort die als kwetsbaar op de rode lijst staat.
Intussen lig ik enthousiast op mijn  knieën, want ik zie een grijzig paddenstoeltje dat op een trechtertje lijkt. Bovendien groeit hij op leermos (Peltigera), een groot korstmos met bladvormige thalli van soms meer dan een decimeter groot. Een ongebruikelijk substraat voor een trechtertje. Dat zou toeval kunnen zijn, maar een meter verderop staan er nog drie en ook die groeien op leermos. Het doet me denken aan het Leermostrechtertje (Omphalina peltigerina) maar die is in heel Nederland heel zeldzaam. Ik maak er foto’s van. Voorzichtig neem ik een exemplaar mee om het te onderzoeken met de microscoop en te tekenen (ik geniet van de prachtige tekeningen van Bernhard de Vries en ik wil dat ook wel eens proberen).
Ter controle stuur ik het naar Eef Arnolds. Die bevestigt de naam. Intussen heeft Jan Erik vastgesteld dat het leermos Soredieus leermos (Peltigera didactyla) is, een algemene soort. Het Leermostrechtertje is voor het eerst in Nederland vastgesteld in 2013 en thans van acht plekken bekend (www.verspreidingsatlas.nl), waarvan vier in de duinen en drie in Drenthe. In onze Drentse paddenstoelenatlas van 2015 wordt de soort alleen van landgoed Hoogveld bij Anderen genoemd, waar hij gevonden is op leermos in een jonge, donkere sparrenaanplant.
We vonden in het Steenberger Oosterveld op de zandige grond nog andere paddenstoeltjes zoals  Klein oranje zandschijfje (Byssonectria aggregata), Somber trechtertje (Omphalina obscurata), Zandkaalkopje (Deconica montana) en wel 100 exemplaren van het Blauwgroen trechtertje (Omphalina chlorocyanea). Op de mest van hooglanders groeiden het Mestborstelbekertje (Cheilymenia stercoria) en een Breeksteeltje (Conocybe spec.) Daarbij waren ook al volop Driehoornmestkevers actief. In de bosrand stond Rankende helmbloem al in bloei!
Kortom ook in januari zijn er buiten genoeg bijzondere dingen te beleven, zeker in het Steenberger Oosterveld.

Leermostrechtertje (Omphalina peltigerina) (foto Joop Verburg).

10 december 2019. Op de valreep een bijzonder mosklokje in Holthe
In deze tijd van het jaar zijn er nog maar weinig paddenstoelen te vinden. Ik was dan ook verrast toen ik vandaag twee kakelverse mosklokjes zag op een ongebruikelijk plek: bovenop een grote zwerfkei in mijn voortuin. De vruchtlichamen groeiden tussen lage mossen, voornamelijk Muursterretje (Tortula muralis). Ze leken sterk op het Groot mosklokje (Galerina clavata), maar daarvan is de hoed doorgaans meer uitgespreid en lichter van kleur. Bovendien groeit die soort vooral in vochtige milieus. Onder de microscoop bleken de sporen veel kleiner en verschillend van vorm te zijn: 8,5-11 x 5,5-7,5 µm, ovaal tot eivormig, nauwelijks ruw en dunwandig. Door de dunne wand waren  veel sporen in mijn preparaat verkreukeld. Zulke sporen zijn kenmerkend voor het Breedsporig mosklokje (Galerina discreta) dat pas in 2009 uit Zwitserland als nieuwe soort is beschreven. De eerste vondst in Nederland werd gemeld in 2013 onder de naam Galerina similis (Rommelaars in Coolia 56: 186-188). Kort daarna bleek echter dat deze soort smallere sporen heeft en alleen te vinden is in het hooggebergte. De juiste naam is Galerina discreta. Op grond van de opvallende sporenvorm werd de Nederlandse naam Breedsporig mosklokje geïntroduceerd (Rommelaars in Coolia 57: 195-196. 2014).
Het is opvallend dat het Breedsporig mosklokje door Rommelaars op 27 november werd aangetroffen op een bemost pannendak in zijn tuin. Wellicht heeft de soort een voorkeur voor stenige substraten en fructificeert hij altijd laat in het jaar. Hij is inmiddels ook aangetroffen bij Ten Post in Groningen en op twee plekken in Utrecht (Verspreidingsatlas.nl). Uit Drenthe was deze soort niet eerder gemeld.

PAD, Galerina discreta, 2019-12-10, Holthe, mos op zwerfkei-1 - kopieBreedsporig mosklokje (Galerina discreta) (foto Eef Arnolds).

11 november 2019. Bepoederde mestfranjehoed
Joop Verburg verzond het volgende bericht over een mooie vondst aan leden van de Paddenstoelengroep van de Natuurvereniging Zuidwolde:
‘Op 22 oktober ging ik samen met Jan Erik Plantinga naar het Steenberger Oosterveld (ten oosten van Zuidwolde en in bezit en beheer bij Stichting Het Drentse Landschap) om naar paddenstoelen te kijken. We vonden daar wat leuke paddenstoeltjes maar geen echte bijzonderheid totdat we op een hoop rundermest een paar kleine franjehoeden zagen staan die ons intrigeerden. Ik heb foto’s gemaakt en ben thuis gaan kijken. Op de hoed zaten veel witte korreltjes. In de Ecologische Atlas van paddenstoelen in Drenthe staat een apart hoofdstuk over soorten die op mest groeien. Daarin stond een tekening van de Bepoederde mestfranjehoed (Psathyrella sphaerocystis) waarbij ik een soort schokje voelde van “dat is ‘m”. Ik had geen materiaal meegenomen, dus de volgende morgen ben ik met kleinzoon Florian teruggegaan en ik heb  uitgelegd waarnaar we moesten zoeken. Gelukkig heeft Florian superscherpe ogen en hij vond de drol terug met de paddenstoeltjes er nog op.  Ik heb de foto’s en het materiaal naar Eef Arnolds gestuurd en die bevestigde dat het inderdaad om die soort ging. Hoe bijzonder dat is, blijkt wel uit wat er over de soort bekend is: wereldwijd uiterst zeldzaam. In Nederland is de eerste vondst gedaan door Eef Arnolds in Orvelte (2001). In Drenthe is een tweede vondst gedaan op  koemest bij het Zwarte gat in Zuidwolde in 2010. In Nederland is maar één andere plek bekend in Noord-Brabant. Nu dus opnieuw een vondst bij Zuidwolde en weer op mest van Schotse hooglanders die in het Steenberger Oosterveld grazen.’

PAD, Psathyrella sphaerocystis, 2019-10-22, Steenbergeroosterveld, mest, foto J. Verburg
Bepoederde mestfranjehoed (Psathyrella sphaerocystis) (foto Joop Verburg).

Aanvulling van Eef Arnolds:
Zoals vaker het geval is met zeldzaamheden werd de Bepoederde mestfranjehoed in dezelfde periode op een andere plek gevonden, nota bene op precies dezelfde dag: 22 oktober! Hij werd door mij verzameld op het Witterveld bij Assen, eveneens op mest van runderen in een heidegebied. Op onderstaande foto is hij afgebeeld met rechts daarvan een vruchtlichaam van het Donzig breeksteeltje (Conocybe pubescens) op eenzelfde koeienplak. Daaraan is goed te zien hoe klein de Bepoederde mestfranjehoed is.

PAD, Psathyrella sphaerocystis, 2019-10-23, Assen, Witterveld, koemest, met Con. pubescens - kopie
Bepoederde mestfranjehoed (Psathyrella sphaerocystis, rechts) en Donzig breeksteeltje (Conocybe pubescens, links) (foto Eef Arnolds).

8 november 2019. De Scherpe ridderzwam duikt na een halve eeuw weer op in Drenthe!
De Scherpe ridderzwam (Tricholoma virgatum) is een opvallende. middelgrote paddenstoel met een zilvergrijze, fijn gestreepte hoed, voorzien van een spitse papil. De smaak is scherp achter op de tong. De Ecologische Atlas van Paddenstoelen in Drenthe meldt twee oude vondsten van de Hondsrug: in 1966 bij Eext en in 1967 bij Annen. Vandaag vond Eef Arnolds één vruchtlichaam onder berken in de mosrijke berm van  een steenslagweg langs het Witterveld ten zuiden van Assen.
In overeenstemming met veel buitenlandse auteurs wordt de Scherpe ridderzwam in genoemde atlas behandeld in het hoofdstuk over paddenstoelen in naaldbossen. Hij vormt voornamelijk mycorrhiza met spar, minder vaak met den, op zure, voedselarme grond. Volgens de ridderzwammenmonografie van Christensen en Heilmann-Clausen (2013) groeit hij evenwel soms ook in verbinding met berken, zoals hier het geval is.
In Nederland was deze paddenstoel rond 1950 niet zeldzaam. Door vermesting en verzuring is hij bijna verdwenen. De Scherpe ridderzwam staat dan ook als ernstig bedreigd op de Rode Lijst. In deze eeuw is slechts één andere waarneming uit ons land bekend, uit het Loobosch bij Harskamp op de Veluwe.

PAD, Tricholoma virgatum, 2019-11-08, Witterveld, berm steenslagweg onder berk-1 - kopie

Scherpe ridderzwam (Tricholoma virgatum) bij het Witterveld (foto Eef Arnolds).

7 november 2019. Siamese tweeling
In het kader van onze serie ‘raar zwammengespuis’ stuurde Hendrica Vooijs onderstaande fraaie foto op, vandaag gemaakt in een sparrenbos in Boswachterij Grolloo. In dit geval kost herkenning geen moeite: Het is de Grote stinkzwam (Phallus impudicus). Maar wel een bijzondere afwijking: twee hoeden die met een gemeenschappelijke steel uit één duivelsei tevoorschijn komen. Met recht een duivelse, eeneiïge, Siamese tweeling!

2019-11-12, van Lefeber, Phallus impudicus, eeneiige tweeling - kopieGrote stinkzwam (Phallus impudicus), afwijkende vorm (foto Hendrica Vooijs).

7 november 2019. Mysteriezwam nummer drie.
Eerder zijn op deze website foto’s geplaatste van zeer afwijkende vruchtlichamen van de Groene anijszwam (Clitocybe odora) op 23 september en van vermoedelijk de Vaaggegordelde gordijnzwam (Cortinarius anomalus) op 27 oktober. Dit vermoeden is onlangs bevestigd door microscopisch onderzoek van gedroogd materiaal van de op de foto afgebeelde morchelloïde vorm en van een nabije, normaal gevormde paddenstoel. Beide exemplaren bleken druk bezet te zijn met de kenmerkende sporen van de Vaaggegordelde gordijnzwam. De morchelloïde is dus kennelijk in staat om normale sporen te produceren op zeer afwijkende ‘lamellen’.

Van Bert en Anke Weeber ontving ik onlangs onderstaande foto van een vreemdsoortige paddenstoel van 2-3 cm hoog, gevonden op een sparrenstam in het Vijlenerbos (Limburg). Een waar kunstwerkje van moeder natuur! Het lijkt opnieuw te gaan om sterk afwijkende vruchtlichamen, in dit geval wellicht van een buisjeszwam. Suggesties voor een naam voor deze zwam zijn welkom.

PAD, Gloeophyllum monstruositeit, 2019-10-07, op stam spar, Vijlenerbos, foto A. Weeber
Mysteriezwam nummer drie (foto Anke Weeber).

27 oktober 2019. Nog een mysteriezwam
Vandaag fotografeerden Bertine Hendriks en Ben van As onderstaande vreemde zwam in het Mensingebos bij Roden. Het betreft hier opnieuw een bizarre misvorming van een plaatjeszwam, waardoor het vruchtlichaam op een morielje gaat lijken. Vergelijk de bijdrage aan deze rubriek van 23 september. Bertine vermoed dat het gaat om een misvorming van de Vaaggegordelde gordijnzwam (Cortinarius anomalus). Mogelijk kan microscopisch onderzoek van het gedroogde materiaal dat bevestigen. Dat moet nog plaatsvinden.
Zie ook het vervolg op 7 november.

PAD, Cortinarius anomalus, morchelloid, 2019-10, Roden, foto B. Hendriks-2

Morchelloïde vorm van de Vaaggegordelde gordijnzwam (Cortinarius anomalus) (foto Bertine Hendriks).

22 oktober 2019. Snoepjes in het gras
Bij toeval ontdekte ik vandaag in een niet voor publiek toegankelijk terrein in de omgeving van Assen een tot nu toe onbekend, klein, maar fraai stukje heischraal grasland vol graslandpaddenstoelen. Er groeiden honderden wasplaten in diverse soorten, waaronder veel Puntmustwasplaten (Hygrocybe acutoconica), maar ook de Duinwasplaat (H. conicoides). Deze soort was tot nu toe alleen uit de kustduinen bekend. Nieuw voor Drenthe is ook de Molenaarsatijnzwam (Entoloma prunuloides), een karakteristieke soort van graslanden op droge, kalkhoudende grond. Van de vele satijnzwammen noem ik verder drie zeldzame staalsteeltjes: Somber staalsteeltje (E. poliopus var. parvisporigerum), Olijfgroene zwartsneesatijnzwam (E. querquedula) en Zwartblauwe satijnzwam (E. atrocoeruleum).
De mooiste vondst was echter een tot 4 cm hoge, helderroze gekleurde knotszwam die in een paar groepjes tussen het korte gras stonden. Het blijkt te gaan om Clavaria rosea, een soort die in Nederland nog nooit is vastgesteld en daarom nog geen Nederlandse naam heeft. ‘Roze knotszwam’ ligt voor de hand. Ook in ons omringende landen is dit opvallende paddenstoeltje zeer zeldzaam. Zozeer zelfs dat Clavaria rosea als een van de weinige soorten is voorgedragen als kandidaat voor de internationale Rode Lijst van paddenstoelen die vastgesteld wordt door de International Union for Conservation of Nature (IUCN)!
In verband met de kwetsbaarheid en eigendomssituatie van dit graslandje maken we de exacte plek vooralsnog niet bekend.

IMG_3539 - kopie

Clavaria rosea (foto Eef Arnolds).

22 oktober 2019. Weer een groene parasol erbij!
Ons werkgroeplid Boelie Boelens uit Klazienaveen meldt de vondst op 20 oktober van de Groenschubbige parasolzwam (Lepiota grangei) in het bos bij het Boekweitenveentje bij Gieten. Hij groeide daar in voedselrijk loofbos samen met o.a. Kastanjeparasolzwam (L. castanea), Spitsschubbige parasolzwam (L. aspera) en Groene knolamaniet (Amanita phalloides), allemaal paddenstoelen van kalkhoudende, humeuze grond. Hiermee is Drenthe weer een parasolzwam rijker. De Groenschubbige parasolzwam is een karakteristieke soort met donkergroene tot heldergroene schubjes op hoed en steel die op den duur bruin verkleuren. De lichte delen van het vruchtlichamen verkleuren geleidelijk oranje of roodachtig, zoals op de foto goed is te zien. De Groenschubbige parasolzwam kan eventueel verward worden met de Grijsgroene parasolzwam (L. griseovirens) die onlangs ook in Drenthe opdook (zie waarnemingen van 1 oktober). In twijfelgevallen biedt microscopisch onderzoek uitkomst. De haren in de schubjes van de Grijsgroene parasolzwam zijn zonder dwarswandjes, die van de Groenschubbige parasolzwam hebben diverse dwarswandjes. Dat was ook het geval in gedroogd materiaal van het Boekweitenveentje.
Opvallend is de grote rijkdom aan parasolzwammen in zowel Boekweitenveentje als Schepping (zie 1 oktober). Beide terreinen behoren landelijk tot de mycologische kroonjuwelen en in beide gebieden is kalkrijk puin in de bodem aanwezig.

PAD, Lepiota gangrei, 2019-10-20, Boekweitveentje, foto B. Boelens-2aGroenschubbige parasolzwam (Lepiota grangei) (foto Boelie Boelens).

1 oktober 2019. Zeventien parasolzwammen in Schepping!
In Drenthe zijn slechts enkele parasolzwammen wijd verbreid. De meeste soorten zijn kalkminnend en daardoor in deze provincie schaars. Ze worden hier voornamelijk aangetroffen langs schelpenpaden.
Eef Arnolds heeft zijn natuurterrein Schepping de afgelopen dagen op paddenstoelen geïnventariseerd. Meer dan tweehonderd soorten werden genoteerd, waaronder 17 soorten parasolzwammen, een ongekend aantal voor Drenthe. Ook voor kalkrijke delen van Nederland, zoals Zuid-Limburg en de duinstreek, is dit een respectabel aantal. Eerder werden in Schepping nooit meer dan zeven parasolzwammen waargenomen.
Onder de gevonden soorten zijn er drie nieuw voor Drenthe: de Grijsgroene parasolzwam (Lepiota griseovirens), de Viltparasolzwam (L. tomentella) en de minuscule, onopvallende Kale parasolzwam (L. rufipes). Ze worden hier met foto’s aan jullie voorgesteld.

P1150811 - kopie  IMG_3201 - kopie  P1150813 - kopie
Grijsgroene parasolzwam (Lepiota griseovirens), Viltparasolzwam (L. tomentella) en Kale parasolzwam (L. rufipes) (foto’s Eef Arnolds).

23 september 2019. Mysteriezwam ontraadseld.
Wat is dit in vredesnaam? Bekijk de foto’s en vorm je een mening. Het is een fors geval. Elk vakje in de tweede foto is een vierkante centimeter.

PAD, Clitocybe odora, morchelloid,13-9-2019, Kamp Westerbork-1 - kopie  pad-clitocybe-odora-morchelloid13-9-2019-kamp-westerbork-3.jpg

Groene anijszwam (Clitocybe odora), morchelloide vorm (foto’s Rita Sikkema).

Deze vreemde zwam, wel wat lijkend op een morielje, werd op 12 september gevonden door Tineke Drenthen onder beuken bij het bezoekerscentrum van Kamp Westerbork. Op paddenstoelenfora wist niemand er raad mee. Via Rita Sikkema kwamen de foto’s bij mij terecht, tien dagen later ook het inmiddels half verdroogde materiaal. De microscoop wees uit dat het ging om een steeltjeszwam (basidiomyceet), niet om een zakjeszwam (ascomyceet), waartoe de Morieljes behoren.
Volgens de waarnemers rook de zwam in verse toestand sterk naar anijs. Bij navraag bleken in de directe omgeving een paar Groene anijszwammen (Clitocybe odora) te groeien. Zie de foto hieronder. Het gaat bij de mysteriezwam dan ook om een zogeheten morchelloïde vorm van deze soort. Zulke monstruositeiten zijn eerder bij diverse andere trechterzwammen (Clitocybe) aangetroffen, o.a. bij de Nevelzwam (C. nebularis). Ze zijn zeer zeldzaam en de oorzaak van de misvorming is onbekend. In de komende aflevering van ons blad Cantharellus zullen we wat verder ingaan op deze bijzondere vondst.

6 augustus 2019. Oranje sparrenhoutzwam
Dit voorjaar heeft Rob Chrispijn in het Drents-Friese Woud een opvallende, oranje gekleurde buisjeszwam gevonden die nieuw bleek te zijn voor Nederland. Naar aanleiding hiervan plaatste hij onlangs onderstaand natuurbericht.

Natuurbericht 2 augustus 2019
De ‘Oranje sparrenhoutzwam’, nieuw voor Nederland
Tijdens een bezoek afgelopen voorjaar aan een sparrenbos in het Drents-Friese Wold werd op een dode stam een feloranje houtzwam ontdekt. Dit bleek Pycnoporellus fulgens te zijn, nog zonder officiële Nederlandse naam omdat hij niet eerder in ons land is waargenomen. Het is een soort van oude sparrenbossen die in de ons omringende landen zeldzaam is en door sommige mycologen wordt beschouwd als een ‘oerwoudsoort’ ofwel een zwam die voornamelijk groeit in weinig aangetaste bossen.
Dit voorjaar was er enige commotie over de massale kap in natuurgebieden. Daar werd vreemd tegenaan gekeken omdat volgens het klimaatakkoord juist meer bos zou moeten worden aangeplant. Ook in Drenthe is de laatste tien jaar veel naaldbos gekapt. Een journalist van De Volkskrant wilde dat graag met eigen ogen zien. Rob Chrispijn, bestuurslid van de Drentse Paddenstoelen Werkgroep (PWD) leidde de verslaggever rond in Nationaal Park het Drents-Friese Wold.
Terwijl ze over een wirwar van dode sparrenstammen klauterden, zag Chrispijn een dieporanje houtzwam die op een van de omgewaaide sparren groeide. Ze waren sterk verdroogd en zagen er niet echt mooi meer uit. Hij meende echter deze soort een keer in Siberië gezien te hebben. Dus stopte hij er een paar in zijn zak en vergat ze daarna compleet. Pas toen een vergadering van de PWD zich aandiende, herinnerde hij zich die zwam weer. Een kenner die de zwam bekeek, bevestigde zijn vermoeden: het ging om Pycnoporellus fulgens. Nog zonder Nederlandse naam, want niet eerder in ons land aangetroffen.
Deze soort wordt gekenmerkt door de geheel oranje vruchtlichamen van hoogstens 10 cm breed. Bij de vondst in het DFW waren alleen de 1 tot 3 mm grote poriën fel oranje. De bovenkant was bruinig. Waarschijnlijk een gevolg van ouderdom. Deze zwam is namelijk eenjarig en verschijnt al in augustus of september. Ze zijn nogal vergankelijk, maar voordat ze konden vergaan, werden ze als gevolg van het droge voorjaar van 2019 door uitdroging geconserveerd.
Hij groeit op dode, staande en liggende stammen van Fijnspar, Zilverspar en soms Beuk. Een goed kenmerk van deze zwam is de sterke donkerrood verkleuring met een druppel KOH. Bij de vondst in het Drents Friese Wold kleurden de poriën zo donkerrood dat het op geronnen bloed leek.
Pycnoporellus heeft een wijde, noordelijke verbreiding In Europa, Azië en Noord-Amerika. In het Zwarte Woud in Zuid-Duitsland is het een zeldzame, submontane soort, die meestal voorkomt tussen de 400 en 800 meter. Ook in Zweden is deze soort zeldzaam en daar wordt hij beschouwd als een oerwoudindicator. Hij ontbreekt daar namelijk in naaldboomakkers en groeit uitsluitend in naaldbossen die lang met rust zijn gelaten, waardoor er veel groot dood hout aanwezig is. In België is Pycnoporellus alleen bekend van de Ardennen, niet uit Vlaanderen. Hij is evenmin bekend uit Niedersachsen, de Duitse deelstaat die grenst aan Noord-Nederland.
Het is heel opmerkelijk dat deze opvallende paddenstoel van naaldbossen in Noord-Europa en Midden-Europese gebergten opeens in het Nederlandse laagland opduikt, ver van alle bekende vindplaatsen. Dit bevestigt eens te meer hoezeer de prachtige, oude sparrenopstanden in Drenthe nu gelijkenis vertonen met natuurlijke Scandinavische bossen. De vestiging in Drenthe past wel enigszins in een door de Duitse mycoloog Krieglsteiner beschreven trend waarbij de soort zich langzaam naar het westen uitbreidt. Misschien is de vindplaats in het Drents-Friese Wold wel de voorbode van een verdere verspreiding in ons land.
Ecologisch gezien is Pycnoporellus een interessante zwam. In dood sparrenhout veroorzaakt hij bruinrot, bestaande uit vierkante blokjes bruinrood hout dat gemakkelijk verpulvert. Hij groeit echter vrijwel steeds op hout dat eerst is aangetast door de Roodgerande houtzwam. Kennelijk leeft hij van het door die soort ‘voorverteerde’ hout (Nitare, 2019). Vaak groeien de vruchtlichamen van beide soorten vlak bij elkaar op een stam, zoals op een van de foto’s te zien is.
Als Nederlandse naam stellen we voor: Oranje sparrenhoutzwam, vanwege de opvallende kleur en het voorkomen op spar.

collectie-pycnoporellus-fulgens-dfw-vlak-bij-oorspronkelijke-vindplaats.jpg

Collectie van Pycnoporellus fulgens in het Drents-Friese Woud, vlak bij de oorspronkelijke vindplaats (foto Rob Chrispijn).

PAD, Pycnoporellus fulgens, 2018-10-01, France, Morvan, Arleuf, dode Picea met Fomitopsis-1

Oranje sparrenhoutzwam’ (Pycnoporellus fulgens) samen met de Roodgerande houtzwam (Fomitopsis pinicola) op een spar in de Morvan, Frankrijk (foto Eef Arnolds).


19 juli 2019. Purperen vlamhoed op houtsnippers
Rita Sikkema, lid van de Friese paddenstoelenwerkgroep, vond op 17 juli een haar onbekende plaatjeszwam op een grote hoop houtsnippers bij Appelscha. De paddenstoelen groeiden in bundels en hadden een hoed bezet met purperen vezelschubjes, contrasterend met de goudgele plaatjes aan de onderzijde. Vermoed werd dat het ging om een soort vlamhoed (Gymnopilus). Via Gosse Haga belanden foto’s van deze paddenstoel bij Eef Arnolds. Hij bestudeerde vers materiaal en determineerde hem na microscopisch onderzoek als Gymnopilus dilepis. Hij heeft nog geen Nederlandse naam.
Deze soort is pas vorig jaar in ons land voor het eerst aangetroffen, op 1 september 2018 bij Staverden, eveneens op een hoop houtsnippers. Aan deze vondst is een natuurbericht gewijd (https://www.naturetoday.com/intl/nl/nature-reports/message/?msg=246560).
In de komende nieuwsbrief van de PWD (augustus 2019) zal meer aandacht worden besteed aan deze spectaculaire vondst.

Gymnopilus dilepis, links van boven, rechts van onderen (foto’s Rita Sikkema).

11 juli 2019. Vroege wasplaten in Schepping
Ondanks de grote droogte vond Eef Arnolds tientallen exemplaren van het fraaie Veenmosvuurzwammetje (Hygrocybe coccineocrenata) op een lemige oever langs een van de plassen in Schepping, Holthe (km 233-540), op de foto in gezelschap van het zeldzame Dwergvlas.

P1140291 - kopie

Veenmosvuurzwammetje (Hygrocybe coccineocrenata)      (foto Eef Arnolds).

Ook de eerste Puntmutswasplaat (Hygrocybe acutoconica) verscheen aldaar in een vochtig stukje bekalkt grasland, waar hij al twaalf jaar iedere zomer tevoorschijn komt.

P1140304 - kopie

Puntmutswasplaat (Hygrocybe acutoconica) (foto Eef Arnolds).